Kan het pomptoerental worden verlaagd worden
zonder dat een daling van de druk gemeten wordt,
dit betekent dat geen water verbruikt wordt. Hierna
wordt het expansievat wordt met water gevuld en
wordt de pomp uitgeschakeld.
Afb. 9
Druk
Bepaling volumestroom
10 s
10 s
Beperkingen van het systeem:
Ondanks dat de CU 300 de druk binnen ±0,2 bar
regelt, kunnen grotere drukveranderingen in het sys-
teem optreden.
Als het verbruik plotseling veranderd wordt, bijvoor-
beeld als een kraan geopend wordt, moet het water
gaan stromen voordat de druk opnieuw constant
gemaakt kan worden. Dergelijke dynamische veran-
deringen zijn afhankelijk van het leidingwerk, maar
liggen veelal tussen 0,5 en 1 bar.
Als het verbruik hoger is dan de hoeveelheid die de
pomp kan leveren bij de gewenste druk, dan volgt de
druk de pompcurve als afgebeeld in afb. 10.
Afb. 10
Druk
Stop
+0,5 bar
A
Regeling
Start
±0,2 bar
-0,5 bar
0.18
A = Gewenste druk
3.3 Plaatsing van de drukopnemer
Drukverlies zorgt vaak voor ongemak bij de gebrui-
ker. De CU 300 houdt de druk constant daar waar de
drukopnemer is geplaatst, zie afb. 11.
Afb. 11
Tijd
In afb. 11 bevindt kraan 1 zich dichtbij de drukopne-
mer. Daarom wordt de druk vrijwel constant gehou-
den bij kraan 1. Het leidingverlies is immers klein.
Bij de douche en kraan 2 is het leidingverlies groter.
Dit is uiteraard afhankelijk van het leidingwerk. Oude
en (deels) verstopte leidingen kunnen echter voor
problemen zorgen door leidingverlies.
Om die reden wordt aangeraden de drukopnemer zo
dicht mogelijk bij de tappunten te installeren.
3.4 Systeemontwerp
Onder normale omstandigheden, waarbij de CU 300
en een SQE-pomp zijn ingesteld voor een regeling
op basis van constante druk, is de vereiste inhoud
Dynamische
van het expansievat 8 liter. Grotere expansievaten
veranderingen
kunnen probleemloos toegepast worden.
±0,5 bar
Volume-
stroom
m³/h
CU 300
8 l
Kraan 1
De installatie dient berekend te zijn op de
maximale pompdruk.
Douche
Kraan 2
11