9.6.2 Voedingsspanning naar de pomp
PUMP (pomp), klemmen 3, 4 en PE:
Verbind klemmen 3 en 4 met de fasedraad en de nul-
leider van de pomp. Deze twee draden mogen met
elkaar worden verwisseld.
Verbind de PE-klem met de groen/gele aardedraad.
Onder elke PE-klem mag slechts één aardedraad
worden gemonteerd.
De maximale aderdoorsnede van de aan te sluiten
bedrading bedraagt 6 mm².
9.6.3 Alarmuitgang
ALARM RELAY (alarmrelais), klemmen 5, 6 en 7:
Verbind klemmen 5, 6 en 7 met het interne alarmre-
lais:
• Klem 5 NC (normally closed).
• Klem 6 COM (common).
• Klem 7 NO (normally open).
Het relais wordt geactiveerd als de alarm- en waar-
schuwingsgrenswaarden worden overschreden, zie
paragraaf 12.3.3 Waarschuwing, opnemer 1.
9.6.4 Niveauopnemer
Sluit de niveauopnemer op de volgende wijze op de
klemmen 14 en 15 aan:
• Klem 14, 24 VDC (voedingsspanning).
• Klem 15, IN (signaalingang).
9.7 Instellingen
In dit onderdeel vindt u een overzicht van de rele-
vante R100-displays en instellingen.
Raadpleeg hoofdstuk 12. CU 300 met R100 voor een
gedetailleerde beschrijving van de R100-displays.
Elk afzonderlijk display is voorzien van een nummer
dat verwijst naar het hoofdstuk waarin het display
wordt toegelicht.
9.7.1 Vereiste R100-instellingen
Met de R100 dienen onderstaande instellingen te
worden verricht:
Display
R100-instelling
12.4.1 Regelaar
Selecteer "Closed loop"
(gesloten regelkring).
Stel het opnemertype in.
12.3.1 Opnemer 1
Voorbeeld:
• Uitgangssignaal opnemer
(4-20 mA),
• eenheid instelbereik (m),
• instelbereik –
opvoerhoogte (0-60 m).
12.3.9 Stop type
Stel het stoptype in:
• Opnemer 1: "Leeg".
• Opnemer 2: "–"
(niet actief).
Stel het gewenste waterni-
veau in (m).
12.1.1 Gewenste
Voorbeeld: 55 m.
waarde
Vuistregel: De maximale ge-
wenste waarde is de in dis-
play 12.3.1 Opnemer 1. In dit
geval: 60 min 5 = 55 m.
Het waterniveau kan op 1%
nauwkeurig constant gehou-
den worden.
12.3.10 Digitale in-
gang
Stel in:
• Bij Type "–" (niet actief) en
• bij l/puls "–" (niet actief).
35