Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

10 6.6.2 Voedingsspanning Naar De Pomp; 12 6.7.1 Vereiste R100-Instellingen - Grundfos CU 300 Installatie- En Bedieningsinstructies

Inhoudsopgave

Advertenties

6.6.2 Voedingsspanning naar de pomp
PUMP (pomp), klemmen 3, 4 en PE:
Verbind klemmen 3 en 4 met de fasedraad en de nul-
leider van de pomp. Deze twee draden mogen met
elkaar worden verwisseld.
Verbind de PE-klem met de groen/gele aardedraad.
Onder elke PE-klem mag slechts één aardedraad
worden gemonteerd.
De maximale aderdoorsnede van de aan te sluiten
bedrading bedraagt 6 mm².
6.6.3 Alarmuitgang
ALARM RELAY (alarmrelais), klemmen 5, 6 en 7:
Verbind klemmen 5, 6 en 7 met het interne alarmre-
lais:
• Klem 5 NC (normally closed).
• Klem 6 COM (common).
• Klem 7 NO (normally open).
Het relais wordt geactiveerd als de alarm- en waar-
schuwingsgrenswaarden worden overschreden.
Met behulp van de R100 kan een keuze worden
gemaakt tussen handmatig of automatisch herstar-
ten in display 12.4.3 Automatische herstart.
De pomp kan ook handmatig worden herstart via de
On/Off druktoets van de CU 300.
6.6.4 Opnemers
SENSOR 1 (opnemer 1) en SENSOR 2 (opnemer
2), klemmen 14, 15, 16, 17, 18 en 19:
Klemmen 14, 15 en 16 (SENSOR 1) en klemmen 17,
18 en 19 (SENSOR 2) worden gebruikt voor externe
opnemers, zoals een drukopnemer, flowopnemer of
een ander type meetopnemer.
De grenswaarden voor een externe opnemer worden
via de R100 ingesteld in het menu GRENSWAAR-
DEN.
Het meetwaarde signaal kan worden gebruikt
• om de motor in- en uit te schakelen en
• om de alarmuitgang te activeren, of de alarmuit-
gang te activeren zonder dat de motor wordt uitge-
schakeld.
De opnemers dienen een signaal te geven in het
bereik 0-20 of 4-20 mA, 0-10 of 2-10 VDC. Omscha-
kelen tussen stroom- en spanningssignalen wordt
met behulp van de R100 uitgevoerd.
De totale belasting van klemmen 11, 14 en 17
(+24 VDC) mag niet hoger worden dan 100 mA.
6.7 Instellingen
In dit onderdeel vindt u een overzicht van de rele-
vante R100-displays en instellingen.
Raadpleeg hoofdstuk 12. CU 300 met R100 voor een
gedetailleerde beschrijving van de R100-displays.
Elk afzonderlijk display is voorzien van een nummer
dat verwijst naar het hoofdstuk waarin het display
wordt toegelicht.
6.7.1 Vereiste R100-instellingen
Stel onderstaande R100-displays als volgt in:
26
Display
12.3.1 Opnemer 1
Stel opnemer 1 en 2 als
volgt in:
• Uitgangssignaal op-
• eenheid instelbereik
12.3.5 Opnemer 2
• instelbereik (0-50 m).
Opnemer 2 wordt inge-
steld op "niet actief".
12.3.2 Stop, opnemer 1
Stel opnemer 1 en 2 als
volgt in:
• Maximum stopgrens-
12.3.6 Stop, opnemer 2
• minimum stopgrens-
12.3.3 Waarschuwing,
opnemer 1
Stel opnemer 1 en 2 als
volgt in:
• Maximum waarschu-
12.3.7 Waarschuwing,
opnemer 2
• minimum waarschu-
12.3.4 Alarm, opnemer 1
Stel opnemer 1 en 2 als
volgt in:
• Maximum alarm-
12.3.8 Alarm, opnemer 2
• minimum alarmgrens-
12.3.9 Stop type
Stel het gewenste stop-
type in.
Voorbeeld:
Opnemer 1: "Vol".
Opnemer 2: "–"
(niet actief).
Stel uitsluitend de grenswaarden in die gelden voor
de geselecteerde opnemer. Als "–" wordt geselec-
teerd is de instelling automatisch "niet actief".
R100-instelling
nemer (4-20 mA),
(m) en
waarde en
waarde.
wingsgrenswaarde en
wingsgrenswaarde.
grenswaarde en
waarde.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave