5.8.3 Voedingsspanning naar de pomp
PUMP (pomp), klemmen 3, 4 en PE:
Verbind klemmen 3 en 4 met de fasedraad en de nul-
leider van de pomp, zie afb. 22. Deze twee draden
mogen met elkaar worden verwisseld.
Verbind de PE-klem met de groen/gele aardedraad.
Onder elke PE-klem mag slechts één aardedraad
worden gemonteerd.
De maximale aderdoorsnede van de aan te sluiten
bedrading bedraagt 6 mm².
5.8.4 Alarmuitgang
ALARM RELAY (alarmrelais), klemmen 5, 6 en 7:
Verbind klemmen 5, 6 en 7 met het interne alarmre-
lais:
• Klem 5 NC (normally closed).
• Klem 6 COM (common).
• Klem 7 NO (normally open).
Het relais wordt geactiveerd als de alarm- en waar-
schuwingsgrenswaarden worden overschreden.
Met behulp van de R100 kan een keuze worden
gemaakt tussen handmatig of automatisch herstar-
ten in display 12.4.3 Automatische herstart.
De pomp kan ook handmatig worden herstart via de
On/Off druktoets van de CU 300.
5.8.5 Flowschakelaar en drukopnemer
Sluit de flowschakelaar en de drukopnemer op
CU 300 (A = master) aan zoals in afb. 22 weerge-
geven.
Flowschakelaar
Pomptype
SQE 1
SQE 2, SQE 3, SQE 5, SQE 7
5.9 Instellingen
In dit onderdeel vindt u een overzicht van de rele-
vante R100-displays en instellingen.
Raadpleeg hoofdstuk 12. CU 300 met R100 voor een
gedetailleerde beschrijving van de R100-displays.
Elk afzonderlijk display is voorzien van een nummer
dat verwijst naar het hoofdstuk waarin het display
wordt toegelicht.
22
5.9.1 Vereiste R100-instellingen
De CU 300 (master) dient zoals hierna weergegeven
met behulp van de R100 te worden ingesteld:
12.4.1 Regelaar
12.3.1 Opnemer 1
12.3.9 Stop type
12.3.10 Digitale in-
gang
12.1.1 Gewenste
Productnummer
waarde
96 03 73 32
96 03 75 59
De CU 300 (slave) dient zoals hierna weergegeven
met behulp van de R100 te worden ingesteld:
12.3.10 Digitale in-
gang
5.10 In bedrijf nemen
Alvorens het systeem in bedrijf te nemen dient de
gaszijdige voordruk van het expansievat te zijn inge-
steld op 70% van de gewenste waarde. De gewenste
waarde is ingesteld in het R100-display
12.1.1 Gewenste waarde.
Display
R100-instelling
Selecteer "Closed loop"
(gesloten regelkring).
Stel het opnemertype in.
Voorbeeld:
• Uitgangssignaal opnemer
(4-20 mA),
• eenheid instelbereik (m),
• instelbereik –
opvoerhoogte (0-40 m).
Stel het stoptype in:
• Opnemer 1: "Vol".
• Opnemer 2: "–"
(niet actief).
Stel in:
• Bij Type "Start" en
• bij l/puls "–" (niet actief).
Stel de gewenste opvoer-
hoogte in (m).
Voorbeeld: 35 m.
Vuistregel: De maximale ge-
wenste waarde is de in dis-
play 12.3.1 Opnemer 1
ingestelde maximale waarde
minus 5 m.
In dit geval, 40 min 5 = 35 m.
Display
R100-instelling
Stel in:
• Bij Type "Start" en
• bij I/puls "–" (niet actief).