NL
7.4
Maternal EKG (MECG)
Met de bewaking van MECG * kan gecontroleerd worden of de hartslag van de foetus die
geregistreerd wordt, wel toebehoort aan de foetus en niet aan de moeder.
MECG wordt niet geleverd als diagnostische ECG-functie en is daarom niet ontworpen
om te voldoen aan de vereisten van IEC 60601-2-27.
Procedure voor MECG-bewaking
1. Gebruik zelfklevende
wegwerpelektroden. De plaatsing
van de elektroden is niet essentieel,
maar het is toch een goed idee om de
onderste elektrode uit de buurt van
het diafragma te plaatsen, aangezien
de spieren hier zeer actief zijn bij
contractie.
Een aanbevolen opstelling is:
2. Sluit de MECG-kabel (wit) aan op de MECG-stekker op de zijkant van Team3.
3. Klem de drie mobiele kabels van de MECG-kabel op de elektroden. Deze zijn
kleurgecodeerd wit, zwart en rood (W, B en R in het bovenstaande diagram).
4. Laat het signaal gedurende enkele minuten stabiliseren en wacht totdat een
duidelijke hartslag van de moeder verschijnt. Controleer het signaal op het oog
door de MECG-golfvorm weer te geven (druk op
Indien de hartslagen van de moeder en/of foetus op elkaar lijken, klinkt een alarm en
'FOETUS TWEEKANAALS' wordt afgedrukt.
Bevestig de bron van het foetushart dat bewaakt wordt.
Een zwak MECG-signaal verhindert dat de FHR-kruiscontrole functioneert.
Als er geen goed MECG-signaal verkregen wordt, moeten andere methoden
gebruikt worden om de FHR-integriteit zeker te stellen, om interpretatie van
de MHR als FHR te voorkomen.
Controleer regelmatig de MECG-signaalkwaliteit om er zeker van te zijn
dat geen verslechtering is opgetreden.
De Team3I MECG-functie is niet bestemd voor diagnostisch gebruik;
wanneer hartbewaking van de moeder is vereist, moet geschikte
diagnostische patiëntbewakingsapparatuur worden gebruikt
Zorg ervoor dat losse geleidende delen van elektroden en bijbehorende
connectors voor toegepaste onderdelen inclusief de neutrale elektrode
geen contact maken met andere geleidende delen, inclusief aarding.
54
>
).
Gebruiksaanwijzing