De ISO-snelheid instellen voor foto's
Richtlijnen voor de ISO-snelheid
Lage ISO-snelheden beperken de beeldruis maar kunnen het risico
z
vergroten van het trillen van camera/onderwerp of het gebied waarop
is scherpgesteld beperken (minder scherptediepte) onder sommige
opnameomstandigheden.
Hoge ISO-snelheden maken opnemen bij weinig licht mogelijk, een groter
z
scherpstelgebied (meer scherptediepte) en een groter flitsbereik maar ze
kunnen ook de beeldruis versterken.
Omdat H1 (gelijk aan ISO 51200) en H2 (gelijk aan 102400) vergrote ISO-
o
snelheidsinstellingen zijn, zijn ruis (lichte puntjes, strepen enzovoort) en
onregelmatige kleuren beter zichtbaar en is de resolutie lager dan met de
standaardinstelling.
Aangezien L (gelijk aan ISO 50) een vergrote ISO-snelheid is, wordt het
o
dynamisch bereik iets kleiner dan met de standaardinstelling.
Als [ z : Lichte tonen prioriteit] is ingesteld op [Inschakelen] of [Vergroot]
o
( = 137), kunt u L (gelijk aan ISO 50), ISO 100/125/160, H1 (gelijk aan
ISO 51200) en H2 (gelijk aan ISO 102400) niet selecteren.
Wanneer u opnamen maakt met een hoge ISO-snelheid, hoge temperatuur,
o
lange belichtingstijd of meerdere opnamen, kan beeldruis (korrelig beeld,
lichtpuntjes, strepen, enzovoort), onregelmatige kleuren optreden en kunnen
kleuren onregelmatig worden.
Wanneer u met omstandigheden werkt die een extreme hoeveelheid ruis
o
veroorzaken, zoals een combinatie van een hoge ISO-snelheid, hoge
temperatuur en lange belichtingstijd, kan het zijn dat opnamen niet goed
worden opgeslagen.
Als u een hoge ISO-snelheid en de flitser gebruikt om een onderwerp te
o
fotograferen dat zich dichtbij bevindt, kan de opname overbelicht zijn.
132