De gewenste belichtingscompensatie
instellen
Belichtingscompensatie wordt gebruikt om de standaardbelichting die door
de camera is ingesteld lichter (langere belichting) of donkerder (kortere
belichting) te maken.
Belichtingscompensatie kan worden ingesteld in de opnamemodi < t >,
< d >, < s >, < f > en < a >. U kunt belichtingscompensatie instellen tot
maximaal ±3 stops met tussenstappen van 1/3 stop.
Zie = 103 voor details over belichtingscompensatie als de modus < a >
en ISO Auto beide zijn ingesteld, en zie = 104 voor de modus < t >.
Langere belichting voor een
lichtere opname
Kortere belichting voor een
donkere opname
Als [ z : Auto Lighting Optimizer/ z : Auto optimalisatie helderheid]
o
( = 136) is ingesteld op iets anders dan [Uitschakelen], kan de opname nog
steeds licht zijn, zelfs als er een kleinere belichtingscompensatie voor een
donkerder opname is ingesteld.
De belichtingscompensatiewaarde blijft van toepassing, zelfs nadat u de aan-
o
uitschakelaar op < 2 > hebt gezet.
128
1
Controleer de belichting.
Druk de ontspanknop half in en
z
controleer de indicator voor het
belichtingsniveau.
2
Stel de waarde voor de
compensatie in.
Stel deze in door naar het scherm te
z
kijken terwijl u aan het instelwiel < 5 >
draait.
Een pictogram < O > wordt weergegeven
g
om de belichtingscompensatie aan te
geven.
3
Maak de opname.
Als u de belichtingscompensatie wilt
z
annuleren, stelt u de indicator voor
het belichtingsniveau < N > in op de
standaardbelichtingsindex (< C >).
N