03 Instrumenten, schakelaars en bediening
||
Storing in remsysteem
Als het symbool oplicht, is het remvloeistof-
peil mogelijk te laag. Breng de auto zo spoe-
dig mogelijk tot stilstand en controleer het
peil in het remvloeistofreservoir, zie Rem- en
koppelingsvloeistof - peil (p. 371).
Als de waarschuwingssymbolen voor het
remsysteem en ABS tegelijkertijd branden,
kan er een storing in de remkrachtverdeling
03
zijn opgetreden.
1. Breng de auto zo spoedig mogelijk tot
stilstand en zet de motor af.
2. Start de motor opnieuw.
•
Rijd verder als beide symbolen uit-
gaan.
•
Als de symbolen echter blijven bran-
den, moet u het peil in het remvloei-
stofreservoir controleren, zie Rem- en
koppelingsvloeistof - peil (p. 371). Als
de lampjes blijven branden ondanks
dat het peil van de remvloeistof in orde
is, moet u de auto uiterst voorzichtig
naar een werkplaats rijden om het rem-
systeem te laten controleren. Volvo
adviseert dat u daarvoor een erkende
Volvo-werkplaats bezoekt.
Alleen auto's met alarm*.
10
*
72
Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
WAARSCHUWING
Als de remvloeistof onder het MIN-
streepje van het reservoir staat, mag u niet
verder rijden voordat u remvloeistof hebt
bijgevuld.
Laat de oorzaak van het remvloeistofver-
lies controleren door een werkplaats.
Volvo adviseert dat u daarvoor contact
opneemt met een erkende Volvo-werk-
plaats.
WAARSCHUWING
Als de rem- en ABS-symbolen tegelijkertijd
branden, bestaat de kans dat de achter-
trein bij krachtig afremmen slipt.
Waarschuwing
Het rode waarschuwingssymbool gaat bran-
den, wanneer er een storing is geregistreerd
die van invloed kan zijn op de veiligheid en/of
de rijeigenschappen van de auto. Er ver-
schijnt tegelijkertijd een verklarende melding
op het informatiedisplay. Het symbool blijft
branden totdat de storing is verholpen, maar
de melding kunt u verwijderen met de OK-
knop, zie Menufuncties - instrumentenpaneel
(p. 111). Het waarschuwingssymbool kan
ook gaan branden in combinatie met andere
symbolen.
Actie:
1. Stop zo spoedig mogelijk. Rijd niet verder
met de auto.
2. Lees de informatie op het informatiedis-
play. Voer de handeling uit die de melding
op het display u voorschrijft. Wis de mel-
ding met de OK-knop.
Waarschuwing, portieren niet gesloten
Als een van de portieren niet goed dichtstaat,
gaat het informatie- of waarschuwingssym-
bool branden en verschijnt er een verklarende
afbeelding op het informatiedisplay. Breng de
auto zo spoedig mogelijk tot stilstand en sluit
het portier dat openstaat.
Als de auto met een snelheid van
maximaal 7 km/h rijdt, gaat het infor-
matiesymbool branden.
Als de auto met een snelheid van
maximaal 7 km/h rijdt, gaat het waar-
schuwingssymbool branden.
Als de motorkap
10
niet goed dichtstaat, gaat
het waarschuwingssymbool branden en ver-
schijnt er een verklarende afbeelding op het
informatiedisplay. Breng de auto zo spoedig
mogelijk tot stilstand en sluit de motorkap.
Als de achterklep niet goed dichtstaat, gaat
het informatiesymbool branden en verschijnt
er een verklarende afbeelding op het informa-
tiedisplay. Breng de auto zo spoedig mogelijk
tot stilstand en sluit de achterklep.