06 Sloten en alarm
||
2. Druk op de bijbehorende knop van het
bedieningspaneel op het bestuurderspor-
tier.
> Op het informatiedisplay van het
instrumentenpaneel staat de melding
Kinderslot actief
knop brandt - het slot is geactiveerd.
Wanneer het kinderslot actief is, zijn de ach-
terste:
•
zijruiten alleen vanaf het bedieningspa-
neel op het bestuurdersportier te bedie-
nen
•
portieren niet van de binnenkant te ope-
nen.
Bij het afzetten van de motor wordt de
actuele instelling vastgelegd – als het kinder-
slot geactiveerd was tijdens het afzetten van
de motor, dan is de functie de volgende keer
dat u de motor start eveneens actief.
Gerelateerde informatie
06
•
Kinderslot - handmatige activering
(p. 189)
•
Vergrendelen/ontgrendelen - van de bin-
nenzijde (p. 183)
*
190
Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
Alarm
Het alarm is een systeem dat waarschuwt als
er bijvoorbeeld in de auto wordt ingebroken.
Een geactiveerd alarmsysteem gaat af als:
•
en het lampje in de
een portier, de motorkap of de achterklep
wordt geopend
•
er beweging in de passagiersruimte wordt
waargenomen (als er een bewegingsmel-
der* aanwezig is)
•
de auto wordt opgetakeld of weggesleept
(op auto's met een niveausensor*)
•
een kabel van de startaccu wordt losge-
koppeld
•
de sirene wordt losgekoppeld.
Als er een storing in het alarmsysteem is
opgetreden, verschijnt er een melding op het
informatiedisplay van het instrumentenpaneel.
Neem dan contact op met een werkplaats –
geadviseerd wordt een erkende Volvo-werk-
plaats.
N.B.
De bewegingsmelders laten het alarm
afgaan bij bewegingen in de passagiers-
ruimte – ook eventuele luchtstromen wor-
den geregistreerd. Het alarm kan dan ook
afgaan, als u de auto met een ruit of
schuifdak open laat staan of als u de interi-
eurverwarming gebruikt.
Om dat te voorkomen: Sluit bij het verlaten
van de auto alle ruiten en het schuifdak. Bij
gebruik van de geïntegreerde interieurver-
warming van de auto (of een draagbare
variant daarvan op stroom) dan dient u de
blaasmonden dusdanig af te stellen dat
deze niet omhoogwijzen. U kunt ook
gebruik maken van het beperkte alarmni-
veau, zie Beperkt alarmniveau (p. 192).
N.B.
Probeer niet zelf de onderdelen van het
alarmsysteem te repareren of te wijzigen.
Dergelijke pogingen kunnen van invloed
zijn op de verzekeringsvoorwaarden.
Alarm activeren
–
Druk op de vergrendelingstoets op de
transpondersleutel.
Alarm deactiveren
–
Druk op de ontgrendelingstoets op de
transpondersleutel.