10 Onderhoud en service
||
het waarschuwingssymbool voor een lage
oliedruk op het instrumentenpaneel. Bij vari-
anten met een olieniveausensor wordt u geïn-
formeerd via een waarschuwingssymbool
10
op het instrumentenpaneel en met dis-
playteksten. Bepaalde varianten zijn voorzien
van allebei. Neem voor meer informatie con-
tact op met een erkende Volvo-werkplaats.
Houd voor het verversen van de motorolie en
het vervangen van het oliefilter de intervallen
aan die staan aangegeven in het Service- en
garantieboekje.
Het is toegestaan een oliesoort te gebruiken
met een hogere kwaliteit dan aangegeven.
Voor ritten onder ongunstige omstandigheden
adviseert Volvo een olie van een hogere kwa-
liteit, zie Motorolie - ongunstige rijomstandig-
heden (p. 422).
Voor de bij te vullen hoeveelheid, zie Motor-
olie - kwaliteit en hoeveelheid (p. 423).
Gerelateerde informatie
•
Motorolie - controleren en bijvullen
(p. 366)
Geldt niet voor vier- of vijfcilinderdieselmotoren van 2,0 liter die een elektronische oliepeilsensor hebben.
5
366
Motorolie - controleren en bijvullen
Bepaalde motorvarianten zijn voor het contro-
leren van het oliepeil voorzien van een elektro-
nische peilsensor, terwijl andere motorvarian-
ten een oliepeilstok hebben.
Motor met oliepeilstok
5
Peilstok en vulpijp.
Bij een nieuwe auto is het belangrijk om het
oliepeil te controleren, voordat de olie voor de
eerste keer volgens schema moet worden
ververst.
Volvo adviseert u het oliepeil om de 2500 km
te controleren. De betrouwbaarste meting
wordt verkregen bij een koude motor vóór de
start. Meteen na het afzetten van de motor
krijgt u een verkeerd resultaat. De peilstok
geeft dan een te laag peil aan, omdat de olie
geen tijd heeft gehad om terug te lopen naar
het oliecarter.
De olie moet tussen het MIN- en MAX-streepje
staan.