46
7.2
Afstellen van het calibratie-
systeem voor ingebruikname en
bij elke verandering van de
spuitdoppen
-
Overdrukventiel instellen.
-
De
regelmoer
doseerautomaat zolang verdraaien, tot de
afstand tussen de rand en het T-stuk van de
terugvoerleiding (Fig. 32/2) 5 mm bedraagt.
Het overdrukventiel is dan op 7 bar ingesteld
(P
= 10 bar).
max
,
Bij het gebruik van ID- of. AI-doppen het
overdrukventiel
indraaien.
-
Driepuntsspuit met ca. 400 l water vullen.
-
Spuitbomen
uitklappen
bedrijfstoerental (bijv. 450 t/min) aandrijven.
-
Aan/Uit-schakelaar (Fig. 33/1)) voor de voeding
van de schakelkast in positie "I" zetten. De rode
controlelamp brandt en het schakelpaneel is in
functie.
-
Programmaschakelaar (Fig. 33/2) op de stand
"handbediening" zetten.
-
De hoofdkraan van de spuitboom (Fig. 34/1) of
schakelaar (Fig. 33/3) in positie "I" (AAN). Alle
sectie kranen openen en uit de doppen komt
water
-
Stappenkraan (Fig. 34/2) op roerstand "1" zetten.
-
De stervormige knop (Fig. 34/3) zover verdraaien
of ±schakelaar (Fig. 33/4) zolang bedienen tot de
manometer 4 bar spuitdruk aangeeft.
-
Calibratiekraantjes
kartelmoeren instellen.
-
Een spuitsectie met de sectiekraan (Fig. 34/5)
of sectieschakelaar (Fig. 33/5) sluiten. Op de
manometer verandert de ingestelde spuitdruk.
-
De
kartelschroeven
sectieafsluiter
magneetventiel
zolang verdraaien, tot de spuitdruk weer exact
op 4 bar staat. Vervolgens de sectie openen .
-
De overige calibratiekraantjes van de overige
magneetkleppen op zelfde wijze afregelen .
-
Nadat alle secties met succes zijn ingesteld,
kranen sluiten. De druk moet nu ook 4 bar
aangeven. Is dit niet het geval, de instelprocedure
herhalen.
UF SB 233.2 - 04.03
In bedrijfstellen
(Fig.
32/1)
van
tot
de
aanslag
en
pomp
(Fig.
34/4)
met
(Fig.
34/4)
op
of
van
het
betreffende
2
de
Fig. 32
met
Fig. 33
de
de
4
Fig. 34
1
3
2 4
bar
Auto
5
5
2
2
1
I
+
O
-
3
1