9.3.3
Reiniging
Pomp na het spuiten door het rondpompen van
schoon water gedurende enkele minuten grondig
doorspoelen.
9.3.4
Hulpmaatregelen bij storingen
1. Pomp zuigt niet
-
Verstopping in de aanvoerleiding (filterkraan,
zuigslang) opheffen.
-
Het filterelement in het aanzuigfilter is 180
gedraaid gemonteerd.
-
Pomp zuigt lucht.
- Slangverbinding van de zuigslang (extra
uitvoering) aan de filterkraan lekt, of slang
is lek.
2. Pomp heeft geen capaciteit
-
Kleppen zitten vast of zijn beschadigd.
-
kleppen vervangen.
-
Pomp zuigt lucht, te herkennen aan de luchtbellen
in de spuittank.
-
Slangverbindingen
lekkage controleren. .
-
Filterkraan
3. Sterke drukschommelingen op de manometer
en onrustige spuitkegel
-
Onregelmatige aanvoer van de pomp.
-
Zuig- en perszijde van de kleppen controleren
of vervangen (zie hiervoor hfdst. 9.3.4.2).
-
Zuig- en drukkant van de kleppen controleren
of
vervangen
zuigermembraanpompen, zie hiervoor hfdst.
9.3.4.2).
4. Mengsel van olie en water in de olievulpijp of
duidelijk waarneembaar olieverbruik
-
Membranen van de pomp defect.
-
In dit geval altijd alle 6 zuigermembranen
vervangen (zie hiervoor hfdst. 9.3.4.2).
Service, reparatie en onderhoud
van
de
zuigslang
schoonmaken.
(alleen
bij
6
–cilinder
3
1
°
Fig. 129
op
2
4
UF SB 233.2 - 04.03
117