14
2.6.2
Bedieningselementen
1. Werking van de remmen voor aanvang van de
rit controleren!
2. In een lagere versnelling terugschakelen bij het
afrijden van een helling!
3. Bij alle functiestoringen aan het remsysteem,
trekker
onmiddellijk
Storingen direct laten herstellen.
2.6.3
Aangebouwde
machines
1. Voor het aan- en afkoppelen van machines aan
de driepuntshefinrichting moet de hefinrichting in
een stand worden geplaatst, waarin per ongeluk
heffen of zakken is uitgesloten!
2. Bij
de
driepuntsophanging
bevestigingscategorieën van trekker en machine
altijd gelijk zijn of op elkaar worden afgestemd!
3. Bij het aan- en afkoppelen van machines aan de
trekker bestaat gevaar voor verwondingen.
4. Aanhangers
tegen
(handrem, stopwiggen)!
5. Binnen het bereik van de hefinrichting bestaat
gevaar voor afklemmen of snijden!
6. Tussen trekker en machine mag zich niemand
ophouden, zonder dat de machine tegen
wegrijden is beveiligd door het plaatsen van
stopwiggen.
7. Gedragen en getrokken werktuigen uitsluitend
aan de voorgeschreven ophang en trekpunten
bevestigen!
8. Houd rekening met de maximale draagkracht
van de aanhangwagenkoppeling (trekmuil of
hitchkoppeling!
9. Let op voldoende bewegingsvrijheid van de
dissel in het aankoppelpunt!
10. Getrokken
werktuig
aankoppelen.
aanhangwagenrem controleren. Houdt rekening
met de voorschriften de leverancier!
11. Bij het rijden met aanhangwagens moeten de
trekkeremmen
vergrendelen)!
12. Alle inrichtingen voor het rijden op de weg in
transportstand brengen!
13. Bij het nemen van bochten met getrokken of
gedragen werktuigen rekening houden met
uitzwaaien en de middelpuntvliedende kracht!
UF SB 233.2 - 04.03
tot
stilstand
brengen.
en
getrokken
moeten
wegrollen
beveiligen
volgens
voorschrift
Werking
van
gekoppeld
zijn
(pedalen
Algemeen
14. Tijdens
transport
onderdelen
transportsteunen
worden vergrendeld!
15. Bij bediening van de steunpoten bestaat gevaar
voor beknellen en kwetsuren!
16. De
afstelling
dragende dissels moet door een erkende
werkplaats worden uitgevoerd!
17. Bij
eenassige
worden gehouden met ontlasting van de vooras
van
de
trekker
stuureigenschappen
oplegdruk!
18. Aanbouw/getrokken werktuig bij het afkoppelen
veilig wegzetten!
19. Instel- onderhouds- en reinigingswerkzaam-
heden en het opheffen van storingen uitsluitend
met
stilstaande
de
contactsleutel uitvoeren!
20. Beschermkappen nooit verwijderen en altijd in
de voorgeschreven positie aanbrengen!
2.6.4
Gebruik van de aftakas
1. Uitsluitend de door de fabrikant voorgeschreven
koppelingsassen
gebruiken!
2. Beschermbuis
koppelingsas en aftakasbeschermkap - ook van
de machine - moeten aangebracht zijn en in
goede toestand verkeren!
3. Bij
koppelingsassen
voorgeschreven
aftakaspijpen en beschermbuizen in transport-
en werkstand (Handleiding van de fabrikant van
de koppelingsas opvolgen!)
4. Aan- en afkoppelen van de koppelingsas
uitsluitend bij uitgeschakelde aftakas, afgezette
motor en uitgenomen contactsleutel!
de
5. Altijd op de juiste aankoppeling en borging van
de koppelingsas letten!
6. Meedraaien van de beschermbuis voorkomen
door vasthaken van de kettingen!
7. Alvorens de aftakas in te schakelen eerst
controleren of ingestelde toerental van de
aftakas van de trekker overeenstemt met
toelaatbaar toerental van de machine!
8. Bij gebruik van de evenredige aftakas er
rekening
mee
afhankelijk
draairichting bij achteruitrijden andersom is!
moeten
de
beweegbare
van
de
machine
tegen
gevaarlijk
van
de
trekhaakhoogte
aanhangers
moet
en
beïnvloeding
veroorzaakt
motor
en
uitgetrokken
en
bescherminrichtingen
en
beschermkap
letten
overlapping
houden
dat
het
is
van
de
rijsnelheid
in
de
losraken
bij
rekening
van
de
door
de
van
de
op
de
van
de
toerental
en
de