KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje
2
3
4
Bevestiging met het ISOFIX systeem
(vervolg)
De derde ring 4 wordt gebruikt voor het vast-
maken van de bovenste riem 2 bij bepaalde
kinderzitjes.
Plaatsen achter
De bovenste riem 2 moet tussen de rug-
leuning en de hoedenplank worden geleid.
Hiervoor verwijdert u de hoedenplank
➥ 3.36.
Bevestig de haak 3 aan een van de ringen 4
die gemarkeerd zijn met het symbool
1.56
Zitplaats voorin passagier
Bevestig de haak 3 van de bovenste riem 2
aan de ring 4 die is gemarkeerd met het
symbool
.
Alle zitplaatsen
Trek aan de bovenste riem 2 zodat de rug-
leuning van het kinderzitje strak tegen de
rugleuning van de autostoel aanligt.
.
2
3
4
(3/3)
De ISOFIX verankeringen
mogen alleen gebruikt worden
voor kinderzitjes met het
ISOFIX systeem. Bevestig
nooit andere kinderzitjes, noch de gordel
of andere voorwerpen op deze veranke-
ringspunten.
Controleer of niets in de weg zit bij de
verankeringspunten.
Als uw auto betrokken is geweest bij een
verkeersongeluk, moet u de ISOFIX ver-
ankeringen laten controleren en het kin-
derzitje vervangen.
Controleer of de rugleuning
van het vooruit geplaatste kin-
derzitje goed tegen de rugleu-
ning van de stoel in de auto is
geplaatst. In dit geval rust het kinderzitje
niet altijd op de zitting van de stoel in de
auto.