ADAPTIVE CRUISE CONTROL
Met de adaptieve snelheidsregelaar (of de
Stop and Go adaptieve snelheidsregelaar bij
voertuigen met een automatische versnel-
lingsbak) kunt u op basis van informatie van
een radar of camera, de geselecteerde snel-
heid (ook bekend als kruissnelheid) hand-
haven terwijl u op volgafstand blijft van het
voertuig voor u in dezelfde rijstrook.
Bij voertuigen met een automatische ver-
snellingsbak kan de Stop and Go adaptieve
snelheidsregelaar, als uw voorligger stopt,
de auto wellicht volledig afremmen en tot
stilstand brengen voordat u weer verder kunt
rijden.
Het systeem laat uw auto versnellen en ver-
tragen met behulp van de motor en het rem-
systeem.
Het maximumbereik van het systeem is on-
geveer 150 meter. Dit kan variëren afhanke-
lijk van de wegomstandigheden (hoogtever-
schillen, weersomstandigheden, enz.).
(1/14)
De adaptieve snelheidsregelaar kan, afhan-
kelijk van de rijomstandigheden (verkeer,
weer, enz.), als volgt worden ingeschakeld:
– van 0 tot 170 km/u voor voertuigen met
een automatische versnellingsbak;
– van 30 km/u tot 170 km/u voor voertuigen
met een handgeschakelde versnellings-
bak.
De functie wordt aangeduid met het symbool
.
NB:
– de bestuurder moet zich houden aan de
maximumsnelheden en veilige afstanden
die gelden in het land waar hij rijdt;
– de adaptieve snelheidsregelaar kan het
voertuig afremmen tot een derde van het
remvermogen. Naargelang van de si-
tuatie moet de bestuurder mogelijk zelf
harder remmen.
De adaptieve snelheidsregelaar kan
geen noodstop activeren en heeft
slechts een beperkte remcapaciteit.
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden.
Ook met deze extra rijhulp is de
bestuurder altijd verplicht om
zich aan de snelheidslimieten en veilige
afstanden te houden en alert te blijven.
De bestuurder moet altijd controle
houden over de auto.
De bestuurder moet altijd zijn snelheid
aanpassen aan de omgeving en aan de
verkeersomstandigheden.
De adaptieve snelheidsregelaar mag
alleen worden gebruikt op een autosnel-
weg of een autoweg met meerdere rij-
stroken en gescheiden rijrichtingen.
De snelheidsregelaar mag niet gebruikt
worden in druk verkeer, op een bochtige
of gladde weg (ijzel, aquaplaning, kiezel-
steentjes) en bij slechte weersomstan-
digheden (mist, regen, zijwind, enz.).
Kans op ongevallen.
2.103