SLEPEN: pechhulp
(2/2)
A
4
B
3
5
Gebruik uitsluitend de sleeppunten
voor 3 en achter 7 (en nooit de aandrijfas-
sen of enig ander deel van de auto).
Deze sleeppunten mogen alleen voor slepen
worden gebruikt.
Ze mogen nooit worden gebruikt om de auto
direct of indirect op te tillen.
Zorg ervoor dat het sleepoog
correct met bouten is beves-
tigd.
Risico om het gesleepte
object te verliezen.
6
C
D
7
5
Toegang tot de sleeppunten
Sleeppunt voor
Druk op de zone A en houdt deze zone in-
gedrukt terwijl u aan de zone B trekt om de
klep 4 te openen.
Sleeppunt achter
Druk op de zone C en houdt deze zone in-
gedrukt terwijl u aan de zone D trekt om de
klep 6 te openen.
Wanneer het contact is uitge-
schakeld, werken de stuur- en
remhulpfuncties niet meer.
Zet het sleepoog 5 volledig vast: eerst
met de hand tot dit blokkeert, daarna door
het te vergrendelen met de wielmoersleutel
of, afhankelijk van de auto, de hendel.
Gebruik uitsluitend het sleepoog 5 en de
wielmoersleutel of de hendel geleverd bij het
gereedschap. ➥ 5.9.
– Gebruik een starre sleep-
stang. Indien u een touw of
kabel gebruikt bij het slepen
(als dit wettelijk toegestaan is),
moet de auto die gesleept wordt nog
kunnen remmen.
– De auto die gesleept wordt, moet te
allen tijde bestuurbaar zijn.
– Accelereer en rem gelijkmatig en
zonder schokken om te voorkomen
dat de auto beschadigen.
– In alle gevallen, is het raadzaam om
25 km/u niet te overschrijden.
Laat nooit gereedschap in de
auto rondslingeren. Dit is ge-
vaarlijk als u plotseling moet
remmen.
5.41