ADAPTIVE CRUISE CONTROL
Bewaking veilige afstand
inschakelen
Zodra de snelheidsregelaar is ingeschakeld,
verschijnt de standaard veilige afstand 10 in
het groen op het instrumentenpaneel.
De standaard veilige afstand komt overeen
met ongeveer twee seconden (zie de vol-
gende pagina's).
Als het systeem een voertuig detecteert in
uw rijstrook, verschijnt de omtrek van een
voertuig 11 boven de afstandsmeter 10 op
het instrumentenpaneel.
De snelheid van uw auto wordt continu aan-
gepast aan de snelheid van uw voorligger.
Indien nodig remt uw auto (de remlichten
gaan branden) om de afstand die het instru-
mentenpaneel aangeeft, te bewaren.
Opmerking: de grootte van de omtrek 11
varieert afhankelijk van de afstand tussen u
en uw voorligger. Hoe groter de omtrek, hoe
dichterbij uw voorligger.
2.106
(4/14)
4
De kruissnelheid instellen
U kunt de snelheid wijzigen door een aantal
keren te drukken op de schakelaar 6 of 7
(voor een kleine wijziging) of de schakelaar
ingedrukt te houden (voor een grotere wij-
ziging).
– gebruik de (SET/-) schakelaar 6 om de
snelheid te verlagen;
– gebruik de (RES/+) schakelaar 7 om de
snelheid te verhogen.
A
B
C
D
De volgafstand instellen
U kunt op elk moment de veilige afstand ten
opzichte van uw voorligger wijzigen door
herhaaldelijk op de schakelaar 4 te drukken.
De horizontale afstandsmeter op het instru-
mentenpaneel duidt de beschikbare veilige
afstanden aan:
– afstandsmeter A: grote afstand (komt
overeen met ongeveer 2,4 seconden);