4.2. De lichtstaaf instellen
Tijdens werkzaamheden geeft de virtuele lichtstaaf boven aan het
geleidingsscherm aan hoe ver het voertuig afwijkt van de ingestelde
geleidingslijn.
1. Selecteer Gebruiker
Lichtstaaf Geactiveerd of gedeactiveerd.
l
LED-breedte: Hiermee stelt u de grondafstand van de weglijn
l
(geleidingslijn) in die elke LED vertegenwoordigt. Als de LED-breedte
op 10 cm (0,1 m) wordt ingesteld, wordt het volgende gedrag
geobserveerd:
De middelste LED is blauw en brandt continu (tenzij de
o
koerslijnafwijking 100 cm of meer is). Wanneer de afstand tot de
weglijn minder dan 10 cm (+ of -) bedraagt, is dat de enige LED die
brandt.
Wanneer een koerslijnafwijking van 10 cm bereikt wordt, gaat de
o
volgende LED (groen) ook branden.
Bij 20 en 30 cm gaat nog een groene LED branden.
o
Gele LED's gaan branden bij 40, 50 en 60 cm.
o
Rode LED's gaan branden bij 70, 80 en 90 cm.
o
Wanneer de koerslijnafwijking 100 cm of meer bereikt, gaan alle
o
LED's uit, op één rode LED aan het uiteinde van de display na.
LED modus:
l
Rij weg van: Activeert de LED's aan de kant van het voertuig die
o
Hoofdstuk 4 – Regionale instellingen en gebruikersinstellingen
/Lichtbalk
.
33