Pagina 5
WEBSITE- EN ANDERE VERKLARINGEN - Verklaringen op de website van TPA of van een ander bedrijf van de Topcon Group, of in ander reclamemateriaal of andere literatuur van TPA, die worden afgelegd door een werknemer of een onafhankelijke aannemer van TPA, betekenen niet dat daardoor deze Voorwaarden worden gewijzigd.
Pagina 6
ELEKTRONISCHE EN MECHANISCHE COMPONENTEN - TPA garandeert dat de door TPA vervaardigde elektronische componenten gedurende één jaar vanaf de oorspronkelijke verzenddatum aan de dealer vrij zijn van materiaal- en fabricagefouten. TPA garandeert dat alle door TPA vervaardigde kleppen, slangen, kabels en mechanische onderdelen gedurende een periode van 90 dagen vanaf de aankoopdatum vrij zijn van materiaal- en fabricagefouten.
Pagina 7
mogelijkheid van dergelijke schade). Dergelijke afgewezen schade omvat, maar is niet beperkt tot, tijdverlies, verlies of vernietiging van gegevens, gederfde winst, gederfde besparingen of gederfde inkomsten of verlies van of schade aan het product. U zult TPA verdedigen tegen en vrijwaren en schadeloos stellen voor alle vorderingen, acties, schade, verliezen, aansprakelijkheden en kosten (met inbegrip van juridische kosten) die voortvloeien uit of verband houden met (a) bediening, gebruik of onderhoud van het product en/of de software door u anders dan voorzien in deze...
Deze computerapparatuur genereert en maakt gebruik van radiofrequentie-energie en kan deze uitstralen. Indien deze apparatuur niet correct en niet strikt in overeenstemming met de instructies van TOPCON Precision Agriculture wordt geïnstalleerd en gebruikt, kan dit tot interferentie met radiocommunicatie leiden.
U kunt controleren of deze apparatuur interferentie veroorzaakt door het Topcon- apparaat uit te schakelen en te kijken of de interferentie dan stopt. Indien het apparaat interferentie veroorzaakt met een radio of een ander elektronisch apparaat, probeer dan het volgende:...
Goede veiligheidsmethoden beschermen niet alleen uzelf maar ook personen die zich in uw buurt bevinden. Bestudeer deze handleiding als onderdeel van uw veiligheidsprogramma. Deze veiligheidsinformatie heeft uitsluitend betrekking op Topcon-apparatuur en komt niet in de plaats van andere, gebruikelijke veilige werkmethoden. WAARSCHUWING: zorg ervoor dat voeding wordt losgekoppeld van de Topcon-apparatuur voorafgaand aan onderhoud en reparatie van het voertuig of werktuigen.
WAARSCHUWING: Topcon streeft naar goede milieuprestaties en beperkt het gebruik van mogelijk schadelijke stoffen in zijn producten tot een minimum. Er wordt echter altijd geadviseerd beschadigde elektronische apparatuur niet te hanteren. Dit Topcon-product bevat mogelijk een verzegelde lithiumbatterij. Voer elektronische apparatuur altijd zorgvuldig en verantwoord af.
De bestuurder dient ervoor te zorgen dat de apparatuur correct wordt uitgeschakeld wanneer deze niet wordt gebruikt. Voordat een voertuig wordt gebruikt dat is uitgerust met Topcon-producten, dient u de hieronder vermelde specifieke veiligheidsinformatie voor het product goed door te lezen en te begrijpen.
Elektrische veiligheid WAARSCHUWING: verkeerd aangesloten voeding kan ernstig letsel en materiële schade veroorzaken. Tijdens het werken met elektrische onderdelen dient u als volgt te handelen: Controleer of de minpool van de accu is losgekoppeld voordat u laswerkzaamheden aan het voertuig uitvoert. Controleer of alle voedingskabels van systeemcomponenten zijn aangesloten met de juiste polariteit, zoals aangegeven.
Aan/uit en handbediening WAARSCHUWING: zorg ervoor dat de stuurschakelaar uit staat om te voorkomen dat de stuurhulp onbedoeld wordt ingeschakeld. Zorg ervoor dat het voertuig NIET KAN bewegen tijdens reparatie- of onderhoudswerkzaamheden aan het voertuig/werktuig. Schakel de besturing uit, bekrachtig de remmen en verwijder de sleutels. De bestuurder dient ervoor te zorgen dat de stuurschakelaar uit staat (alle LED- indicatoren zijn uit) wanneer de stuurhulp niet wordt gebruikt.
Pagina 15
Zorg voor een compatibel bestandsformaat. Raadpleeg de dealer voor compatibele formaten. Agrarische producten van Topcon zijn robuust en geschikt voor zware omstandigheden. Indien de apparatuur echter langere tijd niet wordt gebruikt, dient deze uit de buurt van water en directe hittebronnen te worden opgeslagen.
Pagina 17
4.7. Oppervlaktetellers instellen 4.8. De hoofdschakelaar gebruiken Hoofdstuk 5 – Variable Rate Control 5.1. Als u VRC-kaarten gebruikt xiii...
Hoofdstuk 1 – Inleiding De regeleenheid van de strooier en voor automatisch indelen wordt gebruikt in combinatie met console X30 of X25. Raadpleeg ook de gebruikershandleiding voor geleiding en automatische besturing. Met de regeleenheid voor de strooier kan de hoeveelheid product die op een veld wordt gebracht, beter worden geregeld.
1.1. Schakelen tussen instellings- en bedieningsscherm 1.1. Schakelen tussen instellings- en bedi- eningsscherm De console heeft twee hoofdschermen, het instellingsscherm en het bedieningsscherm. X30-console X25-console Met de gemarkeerde knoppen kunt u tussen de schermen schakelen.
Hoofdstuk 2 – Instellingen werktuig In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de console instelt en configureert voor gebruik met de functies van de regeleenheid van de strooier. Opmerking: Als het systeem nieuw is, wordt het volgende instellingsscherm weergegeven.
2.1. Een nieuw werktuig instellen 2.1. Een nieuw werktuig instellen Hiermee maakt u een nieuw werktuigprofiel voor het gekoppelde werktuig. Opmerking: Bestaande werktuigbestanden kunnen vanaf een USB- stick worden geïmporteerd. Raadpleeg de handleiding voor geleiding en automatische besturing. Een nieuw werktuig maken: 1.
Pagina 23
Opmerking: De in hoofdstuk 3 en 4 van deze handleiding beschreven regeleenheidinterface voor strooiers wordt alleen gebruikt voor de besturing van strooiers die zijn uitgerust met de ASC-10-ECU's van Topcon. Als ISOBUS-ECU wordt gekozen, hangt de functionaliteit af van de aangesloten ISOBUS-eenheid. De ISOBUS-ECU kan worden bediend via de universele terminalfunctie van de console.
Pagina 24
2.1. Een nieuw werktuig instellen Opmerking: De keuze voor een actuatorgeregelde strooier of een door een drijfriem aangedreven strooier is van invloed op de beschikbare opties en het aantal stappen dat op de schermen wordt weergegeven. Volg de aanwijzingen op de schermen op. 9.
Pagina 25
Hoofdstuk 2 – Instellingen werktuig 14. Voor bakken selecteert u Naam bak als u een andere naam dan de standaardnaam wilt kiezen. 15. Voer een naam voor de bak in en bevestig uw keuze. 16. Herhaal stap 12-15 totdat alle ECU's zijn gedetecteerd voor de bakken en strooischijven.
2.2. Werktuiggeometrie instellen 2.2. Werktuiggeometrie instellen Hiermee stelt u de afmetingen van het werktuig in, zodat de geleiding en het applicatiesysteem nauwkeurig kunnen werken. Opmerking: Meet de afmetingen van het werktuig zo nauwkeurig mogelijk. De aanbevolen tolerantie is +/- 5 cm. De werktuiggeometrie instellen: 1.
Pagina 27
Hoofdstuk 2 – Instellingen werktuig Werklengte: lengte van het begin tot het einde van het werkgebied van de boom. Samen met de baanbreedte wordt hiermee het 'werkgebied' gedefinieerd. Dit is het gebied waarover product wordt aangebracht voor de betreffende boom. Overlap: heeft betrekking op de breedte van de overlapping tussen twee aaneengrenzende banen.
2.3. Indelingsregeling instellen 2.3. Indelingsregeling instellen Volg deze stappen om de sectie-indeling voor het werktuig in te stellen. 2.3.1. Timing instellen Met deze instellingen worden de responstijden ingesteld voor het in- of uitschakelen van secties. Het is belangrijk om de responstijden nauwkeurig te berekenen om overlappingen of leemtes in het aanbrengen van het product te voorkomen.
Hoofdstuk 3 – Instelling regeleenheid strooier De regeleenheid van de strooier stelt de bestuurder in staat de hoeveelheid aangebracht product te regelen. Bakken, strooischijven en snelheden kunnen worden ingesteld en vervolgens tijdens gebruik naar wens worden aangepast. Hiervoor heeft het systeem informatie nodig over het type strooier dat wordt gebruikt en over de voorkeuren van de bestuurder met betrekking tot de werking ervan.
3.1. Bakken instellen 3.1. Bakken instellen Een bak en de bijbehorende capaciteit instellen: 3.1.1. Riemaandrijving 1. Selecteer Werktuig/Strooier/Bak. 2. Selecteer het tabblad aan de linkerkant om de vereiste bak te selecteren (bij meer dan één bak). Naam: de naam van de bak. Capaciteit: de capaciteit van de bak.
Hoofdstuk 3 – Instelling regeleenheid strooier Max. toerental: hiermee stelt u de maximale PWM in die vereist is voor gebruik van de riem. Sensor bak bijna leeg: als er baksensoren zijn gemonteerd, selecteert u de gebruikte ingang. 3.1.2. Actuatorgeregeld 1. Selecteer Werktuig/Strooier/Bak. 2.
3.2. Regelklep bak instellen (alleen riemaandrijving) 3.2. Regelklep bak instellen (alleen riemaandrijving) De regelklep van de bak regelt de flow en timing van het product. 3.2.1. Regelklepsysteem Regelklepsystemen regelen de snelheid van de riem via een hydraulische regelklep. 1. Selecteer Werktuig/Strooier/Regelklep bak. 2.
Hoofdstuk 3 – Instelling regeleenheid strooier Instelling versterking: hiermee stelt u in hoe snel de regelaar de vereiste snelheid probeert te bereiken. Als dit te hoog is ingesteld, kan het gebeuren dat de strooier de streefsnelheid overschrijdt en enige tijd nodig heeft om dit bij te stellen, totdat het juiste niveau is gevonden.
Pagina 34
3.2. Regelklep bak instellen (alleen riemaandrijving) Respons regeleenheid: hiermee stelt u in hoe snel de regeleenheid de vereiste snelheid probeert te bereiken. Als dit te hoog is ingesteld, kan het gebeuren dat de strooier de streefsnelheid overschrijdt en enige tijd nodig heeft om dit bij te stellen, totdat het juiste niveau is gevonden.
Hoofdstuk 3 – Instelling regeleenheid strooier 3.3. Actuator instellen (alleen actu- atorgeregeld) De actuator regelt de flow en timing van het product. 1. Selecteer Werktuig/Strooier/Actuator. Actuator afsluiten indien uit: zorgt dat de actuator wordt afgesloten wanneer de strooier of bak niet in gebruik is. Hiermee sluit u de actuator af wanneer de hoofdschakelaar uit is.
Pagina 36
3.3. Actuator instellen (alleen actuatorgeregeld) reageren. Zoek het beste versterkingspercentage voor het gebruikte werktuig. PWM-instelling: dit is de tijd waarin de pulsbreedtemodulatie (Pulse Width Modulation, PWM) actief is. Deze instelling wordt gebruikt om de totale hoeveelheid op de actuator aangelegde spanning te beperken.
Hoofdstuk 3 – Instelling regeleenheid strooier 3.4. Strooischijven instellen De strooischijven verspreiden het product. 1. Selecteer Werktuig/Strooier/Strooischijf. Pulsen/omwenteling: hiermee stelt u het aantal pulsen in dat wordt herkend bij elke omwenteling van de strooischijven. Dit biedt nauwkeurige feedback over de snelheid. Minimum RPM: hiermee stelt u de minimumsnelheid voor strooischijven voor automatische regeling in.
3.5. Strooischijfregelkleppen instellen 3.5. Strooischijfregelkleppen instellen De strooischijfregelkleppen regelen de snelheid van de strooischijven. 1. Selecteer Werktuig/Strooier/Regelklep strooischijf. Respons regeleenheid: hiermee stelt u in hoe snel de strooier de vereiste snelheid van de strooischijven probeert te bereiken. Als dit te hoog is ingesteld, kan het gebeuren dat de strooier de streefsnelheid overschrijdt en enige tijd nodig heeft om dit bij te stellen, totdat het juiste niveau is gevonden.
Pagina 39
Hoofdstuk 3 – Instelling regeleenheid strooier hoger dan dit cijfer zal het werktuig (motor, klepactuator) niet reageren. PWM-frequentie: de frequentie waarmee de klep wordt aangestuurd. Kleppen van een hogere kwaliteit reageren beter op een hogere PWM-frequentie. Soft start: hiermee wordt een geleidelijke toename in klepvermogen mogelijk wanneer de klep wordt geactiveerd.
3.6. Snelheidsbron instellen 3.6. Snelheidsbron instellen Hiermee stelt u de bron in van de snelheidsinformatie die aan het werktuig wordt geleverd om de vereiste applicatiesnelheid te bepalen. 1. Selecteer Werktuig/Strooier/Snelheidsbron. Snelheidsbron: de snelheidsbron die wordt gebruikt om de vereiste applicatiesnelheid van de strooier te bepalen. Type fallback: gebruikte snelheidsbron als het GPS-signaal wegvalt.
Hoofdstuk 3 – Instelling regeleenheid strooier 3.7. Werktuiggeluid instellen Hiermee stelt u de geluidssignalen bij bedieningshandelingen voor het werktuig in. 1. Selecteer Werktuig/Strooier/Geluid. Geluid kan worden geactiveerd voor de volgende handelingen: in- /uitschakelen van de hoofdschakelaar, in-/uitschakelen van een bak en in-/uitschakelen van een sectie.
3.8. Alarmen instellen 3.8. Alarmen instellen Alarmen kunnen worden geactiveerd voor alle alarmen of voor afzonderlijke alarmen. Gebruik de optie Alle sproeieralarmen om alle strooieralarmen tegelijk te activeren of deactiveren. 1. Selecteer Systeem/Alarmen/Strooier. 2. Als u alle alarmen wilt inschakelen, selecteert u Alle sproeieralarmen/Status alarm en Ingeschakeld.
Pagina 43
Hoofdstuk 3 – Instelling regeleenheid strooier hoger is dan de ingestelde drempel. Toerental strooischijf te laag: dit alarm klinkt en wordt weergegeven als het gedetecteerde werkelijke strooischijftoerental lager is dan de ingestelde drempel. Transportbandsnelheid te hoog: dit alarm klinkt en wordt weergegeven als de snelheid van de transportband hoger is dan de ingevoerde drempel.
3.9. Indelingsregeling activeren 3.9. Indelingsregeling activeren Als u Automatisch indelen wilt gebruiken, moet u deze functie inschakelen. 1. Selecteer Systeem/Functies/Werktuig en stel AUTOMATISCH INDELEN in op Ingeschakeld. 2. Als u VRC-receptkaarten gebruikt, selecteert u VARIABLE RATE CONTROL, kiest u Ingeschakeld en bevestigt u deze instelling.
Hoofdstuk 4 – Bediening Wanneer de instelling is voltooid en de regeleenheid van de strooier en Automatisch indelen (indien vereist) zijn geactiveerd, verschijnen de pictogrammen op de navigatiebalk en wordt informatie over de regeleenheid van de strooier aan het dashboard toegevoegd. De hoofdschakelaar van de strooier verschijnt in de rechterbenedenhoek.
4.1. Het strooierdashboard gebruiken 4.1. Het strooierdashboard gebruiken Informatie over de strooier wordt aan het dashboard toegevoegd wanneer de regeleenheid van de strooier is geactiveerd. 1. Selecteer een punt op het dashboard om de daarop weergegeven informatie aan te passen. 2.
Hoofdstuk 4 – Bediening 4.2. Automatisch indelen openen Automatische indelingsregeling is beschikbaar wanneer een werktuig en ECU zijn ingesteld en wanneer Automatisch indelen is geactiveerd in het instellingsscherm (Systeem/Functies/Werktuig). 1. Selecteer Automatisch indelen . De miniweergave Automatisch indelen wordt geopend. Regelmodus: gebruik de schuifknop of de cijfertoetsen om dit zo in te stellen dat overlappingen (0) of leemtes (100) worden vermeden.
Hoofdstuk 4 – Bediening 4.3. Regeleenheid van strooier openen De interface van de regeleenheid van de strooier kan in miniweergave of op volledig scherm worden weergegeven. Als de regeleenheid van de strooier op volledig scherm wordt weergegeven, kan de geleidingsweergave worden weergegeven in miniweergave zodat de bestuurder de geleiding toch nog kan bekijken.
Pagina 50
4.3. Regeleenheid van strooier openen Miniweergave Geleiding Strooierwerkbalk Strooierpanelen 4. Selecteer op de strooierwerkbalk welke panelen u wilt bekijken.
Hoofdstuk 4 – Bediening 4.4. Bakken en snelheden kiezen/wijzigen 1. Selecteer Bak op de werkbalk aan de rechterkant van het scherm om het paneel voor de gebruikte bak te openen. 2. Selecteer de titelbalk van het paneel Bak om het uit te vouwen en productinformatie weer te geven.
Pagina 52
4.4. Bakken en snelheden kiezen/wijzigen applicatiesnelheid voor het specifieke product aan te passen. Dit wordt uitgeschakeld als VRC wordt gebruikt. Gevraagde applicatiesnelheid verhogen/verlagen volgens vooringestelde verhoging van de applicatiesnelheid (hoeveelheid wordt ingesteld door de knop te selecteren die bij 6 wordt weergegeven).
Hoofdstuk 4 – Bediening 4.4.1. Een product selecteren/toevoegen Een nieuw product selecteren of toevoegen: 1. Selecteer de productconfiguratieknop. Het productconfiguratiescherm wordt weergegeven. Riemaandrijving Actuatorgeregeld...
4.4. Bakken en snelheden kiezen/wijzigen 2. Selecteer PRODUCTNAAM om een product uit de lijst te selecteren of een nieuw product toe te voegen. Als u Nieuw product selecteert, wordt de wizard Nieuwe productinstelling geopend. Volg de wizard om een nieuw product toe te voegen. Aangepast product kan worden geselecteerd om een geheel nieuw product te maken of er kan een productsjabloon worden geselecteerd uit de lijst.
Hoofdstuk 4 – Bediening riemaandrijving. Zie Kalibratie uitwerpfactor, pagina 43. Instelling voor actuatorgeregeld Uitwerpfactor: het gewicht van het product dat per minuut wordt uitgeworpen. Geldt voor actuatorgeregelde strooiers. Zie Kalibratie uitwerpfactor, pagina 43. Uitworpkalibratie: actuatorgeregelde strooiers verspreiden product door zwaartekracht te gebruiken om product uit te werpen via een open klep.
4.4. Bakken en snelheden kiezen/wijzigen 4.4.2. Bakken vullen De bakken van de strooier vullen: 1. Selecteer de knop Bak vullen. Het scherm Bak vullen verschijnt. Volume instellen: het volume van het product in de bak instellen. Volume-increment: de volumewaarde instellen die moet worden gebruikt wanneer het volume in de bak stapsgewijs wordt verhoogd.
Hoofdstuk 4 – Bediening Bak geheel vullen: de bak vullen tot de capaciteit die op het instellingsscherm is ingesteld (Werktuig/Strooier/Bak). Volume met increment verhogen: product toevoegen met het volume dat voor Volume-increment is ingesteld. Alle bakken geheel vullen: alle bakken vullen tot de capaciteit die op het instellingsscherm is ingevoerd (Werktuig/Strooier/Bak).
4.5. Configureren en kalibreren 4.5. Configureren en kalibreren 1. Selecteer Configuratie op de werkbalk aan de rechterkant van het scherm. Het configuratiescherm wordt weergegeven. Riemaandrijving Actuatorgeregeld Snelheid handmatig: hiermee kan de gebruiker handmatig de snelheid selecteren en de selectie uitschakelen die is gemaakt in het instellingsscherm Werktuig/Strooier/Snelheidsbron.
Pagina 59
Hoofdstuk 4 – Bediening en het signaal wegvalt. De snelheid wordt gebruikt om applicatiesnelheden te berekenen. De handmatige instelling schakelt een aantal automatische functies uit en wordt niet aanbevolen voor normale bediening. De instelling dient alleen voor tests bij stilstand te worden gebruikt. Ze moet worden gewijzigd in de juiste snelheidsbron voordat de strooier onder normale omstandigheden wordt bediend.
4.5. Configureren en kalibreren 4.5.1. Kalibratie wielsensor Als Wielsensor wordt geselecteerd in het instellingsscherm Werktuig/Strooier/Snelheidsbron, moet de wielfactor worden gekalibreerd. De wielfactor definieert hoeveel meter per puls wordt ontvangen van de wielsnelheidssensor. De wielfactor kalibreren: 1. Selecteer Wielsensor op het strooierconfiguratiescherm. De wizard Automatische snelheidskalibratie wordt weergegeven.
Hoofdstuk 4 – Bediening 4.5.2. Kalibratie uitwerpfactor De kalibratie van de uitwerpfactor bepaalt de hoeveelheid product die per omwenteling van de productdoseereenheid wordt verspreid voor strooiers met riemaandrijving, en het gewicht van het product dat per minuut wordt afgegeven voor actuatorgeregelde strooiers. Actuatorgeregelde strooiers verspreiden product door product uit te werpen via een open klep op basis van de zwaartekracht.
4.5. Configureren en kalibreren Opmerking: Er moet eerst een product aan de bak worden toegewezen voordat kalibratie kan worden uitgevoerd. De reden hiervoor is dat de uitwerpfactor per product verschilt. Handmatige invoer Compensatiefactor: kan worden gebruikt voor compensatie wanneer de resterende hoeveelheid in de bak niet gelijk is aan de bekende hoeveelheid die in de bak is geladen.
Hoofdstuk 4 – Bediening Automatische kalibratie De uitwerpfactor kalibreren: 1. Selecteer Uitworp op het configuratiescherm nadat u de vereiste Bak hebt geselecteerd, of Uitwerpfactor op het scherm van het product met riemaandrijving, Uitworpkalibratie op het scherm van het actuatorgeregelde product. Riemaandrijving Actuatorgeregeld De wizard voor kalibratie van de uitwerpfactor wordt weergegeven.
4.6. De strooischijven besturen 4.6. De strooischijven besturen Als er slechts één strooischijfregeleenheid is ingesteld, verschijnt het volgende strooischijfbedieningspaneel. Als er twee strooischijven en regeleenheden zijn ingesteld, verschijnt het volgende strooischijfbedieningspaneel. 1. Met de strooischijfkoppeling (1) kunt u de strooischijftoerentallen aan elkaar koppelen of van elkaar loskoppelen.
Hoofdstuk 4 – Bediening 4.7. Oppervlaktetellers instellen Oppervlaktetellers worden gebruikt met strooi-, spuit- en zaaimachines om gegevens te registreren zoals behandeld gebied, gebruikt product, bedrijfstijd, gemiddelde snelheid en mate van productiviteit. Oppervlaktetellers zijn niet beschikbaar bij gebruik van ISO- werktuigen. Oppervlaktetellers activeren: 1.
4.7. Oppervlaktetellers instellen Oppervlaktetellers terugstellen Deze optie is alleen van toepassing als Ingeschakeld (opgeslagen per taak) is geselecteerd. Nooit: de oppervlaktetellers moeten handmatig worden teruggesteld of ze zullen gegevens blijven verzamelen. Vragen: wanneer een taak wordt gewist, wordt u gevraagd of de oppervlaktetellers moeten worden teruggesteld.
Pagina 67
Hoofdstuk 4 – Bediening Actief oppervlaktetellernummer instellen Venster Oppervlakteteller terugstellen Behandeld gebied Gebruikt product Bedrijfstijd Gemiddelde snelheid (oppervlak) Productiviteitstijd 2. Als u de oppervlakteteller wilt selecteren waarvoor de gegevens worden opgeslagen, selecteert u Actief oppervlaktetellernummer instellen en selecteert u de vereiste teller. Dezelfde oppervlakteteller moet elke keer worden geselecteerd als er gegevens over hetzelfde onderwerp moeten worden opgeslagen.
Pagina 68
4.7. Oppervlaktetellers instellen Gegevens die voor de oppervlakteteller worden opgeslagen, worden in de onderste helft van het venster weergegeven. 3. Gebruik de pijltoetsen of selecteer de middelste oppervlakteknop om gegevens te bekijken die voor elke oppervlakteteller zijn opgeslagen. 4. Gebruik de pijltoetsen of selecteer de middelste bakknop om gegevens te bekijken die voor elke bak zijn opgeslagen.
Hoofdstuk 4 – Bediening 4.8. De hoofdschakelaar gebruiken Wanneer Virtueel is geselecteerd in het instellingsscherm (Werktuig/Hoofdschakelaar), schakelt de hoofdschakelaar van de strooier op het bedieningsscherm het strooiersysteem in. Deze schakelaar werkt niet wanneer Externe ECU-sensor als hoofdschakelaar is geselecteerd. De schakelaar geeft ook de gereedheid van het systeem aan: Groen Regeleenheid strooier is ingeschakeld en werkt.
Receptkaarten (vormbestanden en ISO XML-bestanden) met de VRC-importwizard in gemaakte taken importeren. Realtime sensorgegevens gebruiken van op de tractor gemonteerde stikstofsensoren (bijvoorbeeld: Topcon CropSpec). Receptkaarten op basis van taakgegevens gebruiken. De volgende instructies hebben betrekking op de eerste twee methoden.
Pagina 72
5.1. Als u VRC-kaarten gebruikt Vormbestanden ISO XML CropSpec (indien geactiveerd) Vormbestanden en ISO XML kunnen niet tegelijkertijd worden gebruikt. CropSpec kan echter wel in combinatie met vormbestanden of ISO XML worden gebruikt. Als in stap 2 Vormbestanden of ISO XML wordt geselecteerd, worden alle kaarten die eerder in het huidige veld zijn ingevoerd weergegeven zodat eerder gebruikte kaarten kunnen worden opgevraagd.
Pagina 73
Hoofdstuk 5 – Variable Rate Control Selecteer een map om deze te openen. Zoek het vereiste bestand en selecteer het. Het bestand wordt wit weergegeven en Volgende is nu geactiveerd. Er kunnen meerdere bestanden worden geselecteerd. Selecteer Volgende. 6. Als in stap 2 ISO XML werd geselecteerd, selecteert u de taak die u wilt uitvoeren.
Pagina 74
5.1. Als u VRC-kaarten gebruikt Herschalen: in deze kolom wordt standaard 1 ingevuld. Dit betekent dat het recept dat in de bron is gedefinieerd direct wordt gebruikt. Afhankelijk van de weersomstandigheden kan de bestuurder er echter voor kiezen de applicatiesnelheid te verhogen of verlagen.