Tip:
Wanneer het scherm Draaien op de keerstrook configureren wordt
weergegeven, wordt er binnen de veldgrens een lichtblauwe lijn
weergegeven om aan te geven waar draaien op de keerstrook wordt
uitgevoerd. Rijd met het voertuig naar een plaats dicht bij de keerstrook
zodat u bij het aanpassen van de instellingen de vorm en positie van de
bocht kunt zien.
14.11.1. Draaistraal
Draaistraal: De straal van de bocht die door de combinatie van
l
voertuig en werktuig veilig kan worden uitgevoerd.
WAARSCHUWING: De draaistraal moet groot genoeg worden
ingesteld om het voertuig met werktuig te kunnen laten draaien
zonder dat de combinatie gaat scharen.
Tip:
Begin met de draaistraal ingesteld op de helft van de breedte van
het werktuig, waardoor u een mooie boog maakt van de ene lijn naar de
volgende (tenzij u rijen wilt overslaan.) Zodra u tevreden bent met de
manier waarop de bocht wordt uitgevoerd, kunt u proberen de
draaistraal te wijzigen om de draai optimaal aan uw eisen aan te passen.
Een kleinere draaistraal heeft tot gevolg dat het voertuig aan het eind
draait om over een korte afstand de grens te volgen alvorens terug te
keren naar de volgende lijn. Een draaistraal die groter is dan de helft van
de werktuigbreedte resulteert in een sleutelgatvormige bocht.
Een kleine draaistraal resulteert in een rechthoekige bocht met
afgeronde hoeken.
Hoofdstuk 14 – Geleidingslijnmenu
223