Pagina 5
WEBSITE- EN ANDERE VERKLARINGEN - Verklaringen op de website van TPA of van een ander bedrijf van de Topcon Group, of in ander reclamemateriaal of andere literatuur van TPA, die worden afgelegd door een werknemer of een onafhankelijke aannemer van TPA, betekenen niet dat daardoor deze Voorwaarden worden gewijzigd.
Pagina 6
ELEKTRONISCHE EN MECHANISCHE COMPONENTEN - TPA garandeert dat de door TPA vervaardigde elektronische componenten gedurende één jaar vanaf de oorspronkelijke verzenddatum aan de dealer vrij zijn van materiaal- en fabricagefouten. TPA garandeert dat alle door TPA vervaardigde kleppen, slangen, kabels en mechanische onderdelen gedurende een periode van 90 dagen vanaf de aankoopdatum vrij zijn van materiaal- en fabricagefouten.
Pagina 7
mogelijkheid van dergelijke schade). Dergelijke afgewezen schade omvat, maar is niet beperkt tot, tijdverlies, verlies of vernietiging van gegevens, gederfde winst, gederfde besparingen of gederfde inkomsten of verlies van of schade aan het product. U zult TPA verdedigen tegen en vrijwaren en schadeloos stellen voor alle vorderingen, acties, schade, verliezen, aansprakelijkheden en kosten (met inbegrip van juridische kosten) die voortvloeien uit of verband houden met (a) bediening, gebruik of onderhoud van het product en/of de software door u anders dan voorzien in deze...
Deze computerapparatuur genereert en maakt gebruik van radiofrequentie-energie en kan deze uitstralen. Indien deze apparatuur niet correct en niet strikt in overeenstemming met de instructies van TOPCON Precision Agriculture wordt geïnstalleerd en gebruikt, kan dit tot interferentie met radiocommunicatie leiden.
U kunt controleren of deze apparatuur interferentie veroorzaakt door het Topcon- apparaat uit te schakelen en te kijken of de interferentie dan stopt. Indien het apparaat interferentie veroorzaakt met een radio of een ander elektronisch apparaat, probeer dan het volgende:...
Goede veiligheidsmethoden beschermen niet alleen uzelf maar ook personen die zich in uw buurt bevinden. Bestudeer deze handleiding als onderdeel van uw veiligheidsprogramma. Deze veiligheidsinformatie heeft uitsluitend betrekking op Topcon-apparatuur en komt niet in de plaats van andere, gebruikelijke veilige werkmethoden. WAARSCHUWING: zorg ervoor dat voeding wordt losgekoppeld van de Topcon-apparatuur voorafgaand aan onderhoud en reparatie van het voertuig of werktuigen.
Er wordt echter altijd geadviseerd beschadigde elek- tronische apparatuur niet te hanteren. Dit Topcon-product bevat moge- lijk een verzegelde lithiumbatterij. Voer elektronische apparatuur altijd zorgvuldig en verantwoord af.
De bestuurder dient ervoor te zorgen dat de apparatuur correct wordt uitgeschakeld wanneer deze niet wordt gebruikt. Voordat een voertuig wordt gebruikt dat is uitgerust met Topcon-producten, dient u de hieronder vermelde specifieke veiligheidsinformatie voor het product goed door te lezen en te begrijpen.
Elektrische veiligheid WAARSCHUWING: verkeerd aangesloten voeding kan ernstig letsel en materiële schade veroorzaken. Tijdens het werken met elektrische onderdelen dient u als volgt te handelen: Controleer of de minpool van de accu is losgekoppeld voordat u laswerkzaamheden aan het voertuig uitvoert. Controleer of alle voedingskabels van systeemcomponenten zijn aangesloten met de juiste polariteit, zoals aangegeven.
Aan/uit en handbediening WAARSCHUWING: zorg ervoor dat de stuurschakelaar uit staat om te voorkomen dat de stuurhulp onbedoeld wordt ingeschakeld. Zorg ervoor dat het voertuig NIET KAN bewegen tijdens reparatie- of onderhoudswerkzaamheden aan het voertuig/werktuig. Schakel de besturing uit, bekrachtig de remmen en verwijder de sleutels. De bestuurder dient ervoor te zorgen dat de stuurschakelaar uit staat (alle LED- indicatoren zijn uit) wanneer de stuurhulp niet wordt gebruikt.
Pagina 15
Zorg voor een compatibel bestandsformaat. Raadpleeg de dealer voor compatibele formaten. Agrarische producten van Topcon zijn robuust en geschikt voor zware omstandigheden. Indien de apparatuur echter langere tijd niet wordt gebruikt, dient deze uit de buurt van water en directe hittebronnen te worden opgeslagen.
Hoofdstuk 1 – Inleiding De regeleenheid van de sproeier wordt gebruikt in combinatie met de x-serie consoles. Raadpleeg ook de gebruikershandleiding voor geleiding en automatische besturing die met de console is meegeleverd. Met de regeleenheid voor de sproeier en voor automatisch indelen kan de hoeveelheid product die op een veld wordt aangebracht, beter worden geregeld.
Pagina 20
Wanneer deze eenmaal zijn ingesteld, kunnen de sproeierregeling, de automatische indeling en de Variable Rate Control worden in- en uitgeschakeld via de console. Opmerking: Regio-informatie zoals tijd en productmaateenheden kunnen worden ingesteld door in het instellingsmenu de optie Gebruiker/Regio te selecteren. Raadpleeg de handleiding voor geleiding en automatische besturing.
Hoofdstuk 1 – Inleiding 1.1. Schakelen tussen instellings- en bedie- ningsscherm De consoles hebben twee hoofdschermen, het instellingsscherm en het bedieningsscherm. X14-console X25-console...
Pagina 22
1.1. Schakelen tussen instellings- en bedieningsscherm X30-console Met de gemarkeerde knoppen kunt u tussen de schermen schakelen.
Hoofdstuk 2 – Instellingen werktuig In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de console instelt en configureert voor gebruik met de regeleenheid voor de sproeier en de functies voor automatisch indelen. 2.1. Een nieuw werktuig instellen 2.1.1. X30- en X25-console Hiermee maakt u een nieuw werktuigprofiel voor het gekoppelde werktuig.
Pagina 24
Opmerking: De in hoofdstuk 3 en 4 van deze handleiding beschreven regeleenheidinterface voor sproeiers wordt alleen gebruikt voor de besturing van sproeiers die zijn uitgerust met de ASC-10-ECU's van Topcon. Als ISOBUS-ECU wordt gekozen, hangt de functionaliteit af van de aangesloten ISOBUS-eenheid. De ISOBUS-ECU kan worden...
Pagina 25
Hoofdstuk 2 – Instellingen werktuig bediend via de universele terminalfunctie van de console. Zie de documentatie van de ISOBUS-ECU. 7. Selecteer WERKTUIGFUNCTIE, selecteer Sproeier, bevestig uw keuze en selecteer Volgende. Opmerking: Er zijn meerdere ECU's vereist als er meer dan 10 secties zijn of meer dan één tank is.
Pagina 26
2.1. Een nieuw werktuig instellen 9. Wanneer de ECU gedetecteerd is, selecteert u Volgende. Er verschijnt een overzicht van gedetecteerde ECU's. 10. Als u meer ECU's wilt toevoegen, selecteert u ECU toevoegen en volgt u de stappen die op het scherm verschijnen. Wanneer alle ECU's gedetecteerd zijn, selecteert u Volgende.
Pagina 27
Hoofdstuk 2 – Instellingen werktuig 12. Als op het scherm wordt gemeld dat de instelling voltooid is, bevestigt u dit.
2.1. Een nieuw werktuig instellen 2.1.2. X14-console Hiermee maakt u een nieuw werktuigprofiel voor het gekoppelde werktuig. Opmerking: Bestaande werktuigbestanden kunnen vanaf een USB- stick worden geïmporteerd. Raadpleeg de handleiding voor geleiding en automatische besturing. Een nieuw werktuig maken: 1. Zorg ervoor dat de ASC-10 ECU is aangesloten op de CAN-bus. Als de ASC-10 niet wordt gedetecteerd tijdens het maken van het werktuigprofiel, wordt het werktuig niet geconfigureerd voor snelheidsregeling.
Pagina 29
Hoofdstuk 2 – Instellingen werktuig 4. Als u de standaardnaam wilt wijzigen, selecteert u WERKTUIGNAAM en voert u de nieuwe naam in. Bevestig deze vervolgens. De console wordt opnieuw gestart en toont het scherm Werktuiggeometrie.
2.2. De werktuiggeometrie instellen 2.2. De werktuiggeometrie instellen Hiermee stelt u de afmetingen van het werktuig in zodat de geleiding en het applicatiesysteem voor het product nauwkeurig kunnen werken. Opmerking: Meet de afmetingen van het werktuig zo nauwkeurig mogelijk. De aanbevolen tolerantiewaarde is +/- 5 cm. De werktuiggeometrie instellen: 1.
Pagina 31
Hoofdstuk 2 – Instellingen werktuig hiermee het ‘werkgebied’ gedefinieerd. Dit is het gebied waarover product wordt aangebracht voor de desbetreffende boom. Overlapping: heeft betrekking op de breedte van de overlapping tussen twee aangrenzende banen. Werktuigoffset: heeft betrekking op de afstand tussen het aankoppelpunt en de wielen van het werktuig.
2.3. Indelingsregeling instellen 2.3. Indelingsregeling instellen De console kan maximaal 30 secties ondersteunen als drie ASC-10 ECU's worden gebruikt (10 secties met één ASC-10 voor de X14- console). Een ISOBUS ECU kan automatisch tot 32 secties identificeren. Breng eventueel nodige wijzigingen aan in de ISOBUS ECU. De maximale totale breedte van alle secties is 100 m, gedeeld door het aantal secties.
Hoofdstuk 2 – Instellingen werktuig afgesloten wanneer het systeem in de automatische regelmodus staat en de voertuigsnelheid onder deze snelheid valt en worden geactiveerd wanneer de voertuigsnelheid deze snelheid overschrijdt. 8. Om het aantal spuitkoppen voor elke sectie in te stellen, selecteert u de sectie onder Spuitkoppen, voert u het aantal in en bevestigt u deze waarde.
2.3. Indelingsregeling instellen 3. Doe hetzelfde voor UITSCHAKELTIJD en bevestig uw keuze. Hiermee wordt ingesteld hoeveel seconden vertraging er is tussen het uitschakelen van een sectie en het stopzetten van de productstroom. 2.3.2. Sectieschakelaar instellen De sectieschakelaar kan virtueel zijn (op het scherm van de console) of extern (een op de ASC-10-ECU aangesloten fysieke schakelaar).
Pagina 35
Hoofdstuk 2 – Instellingen werktuig SCHAKELAARS aan de linkerkant wordt gebruikt om in te stellen hoeveel sectieschakelaars er beschikbaar zijn. Dit kan een ander aantal zijn dan het totale aantal secties dat is ingevoerd in Werktuig/Regeling indeling/Secties, maar mag niet groter zijn dan het aantal secties. Aan de hand van de tabel aan de rechterkant wordt bepaald welke schakelaar welke sectie regelt.
Hoofdstuk 3 – Instelling regeleenheid sproeier In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de regeleenheid van de sproeier instelt. Hiermee wordt de hoeveelheid product geregeld naar bepaalde secties wordt gevoerd. Deze optie is beschikbaar als de instelling van het werktuig en de ECU zijn uitgevoerd of als een bestaand werktuigbestand naar de console is geïmporteerd.
3.1. Tanks instellen 3.1. Tanks instellen Een tank en de bijbehorende capaciteit instellen: 1. Selecteer Werktuig/Sproeier/Tank. Gebruik product als naam: op het bedieningspaneel van de tank (zie pagina 44) wordt het product als de tanknaam weergegeven als deze optie is geactiveerd. Als deze optie is gedeactiveerd, wordt de tanknaam gebruikt die in de stap hieronder wordt ingevoerd.
Hoofdstuk 3 – Instelling regeleenheid sproeier 3.2. Productflow instellen In dit gedeelte worden de waarden ingesteld die van invloed zijn op de productflow. Controleer de kalibratiefactor op het label op de flowmeter van de sproeier. U mag de kalibratiefactor alleen maar handmatig op dit scherm invoeren als de flowfactor al bekend is of eerder is berekend via Kalibratie flowmeter, pagina 55.
Pagina 40
3.2. Productflow instellen stabiele regeling kan worden bereikt. Zie de informatie van de fabrikant van de flowmeter. Minimumstroming spuitkop (alle tanks): hier wordt de minimumstroming ingesteld die een adequaat sproeipatroon creëert. In de automatische modus staat het systeem geen regeling toe onder de flowsnelheid die berekend is op basis van de minimumstroming sproeikop vermenigvuldigd met het aantal geactiveerde sproeikoppen.
Hoofdstuk 3 – Instelling regeleenheid sproeier 3.3. Druk instellen In deze sectie worden druksensoren en drukregelingen ingesteld. Zie de specificaties van de gebruikte sproeier voor de juiste instellingen. 1. Selecteer Werktuig/Sproeier/Druk. 2. Selecteer de tank bij de tabs aan de linkerkant en selecteer SENSORTYPE.
Pagina 42
3.3. Druk instellen Alarmmaximum: de druk waarbij de sproeikoppen van de sproeier inefficiënt worden en die ertoe leidt dat het alarm klinkt en wordt weergegeven. Bron handhaving lage druk: hiermee gaat het systeem naar ‘handhaving lage druk’ op basis van de snelheid of de druk. Als de regelaar in de automatische modus staat en de druk of snelheid lager wordt dan de ingestelde waarde, stopt het systeem met regeling op de ingestelde applicatiesnelheid en gaat het naar de...
Hoofdstuk 3 – Instelling regeleenheid sproeier 3.3.2. Spanningssensor gebruiken Maximumdruk: de maximale drukwaarde die de sensor kan aflezen. Minimumspanning: de nominale minimumspanning (0-5) voor de sensor. Maximumspanning: de nominale maximumspanning (0-5). Alarmminimum: de druk waarbij de sproeikoppen van de sproeier inefficiënt worden en die ertoe leidt dat het alarm klinkt en wordt weergegeven.
3.4. Drukregeling instellen 3.4. Drukregeling instellen Zie de specificaties van de sproeier en een sproeikopafgiftegrafiek volgens de ISO-norm voor de juiste instellingen. De console ondersteunt regeling op basis van alleen druk of drukreductie. Bij regeling op basis van drukreductie wordt flowregeling gebruikt, tenzij de flow onder een ingestelde flowsnelheid komt.
Hoofdstuk 3 – Instelling regeleenheid sproeier 3.4.1. Alleen druk ISO-sproeikop: selecteer de standaardsproeikopgrootte. Zie de twee punten hieronder als u een aangepaste sproeikop selecteert: Referentiedruk: deze moet op de gewenste sproeidruk worden ingesteld. Zie de informatie van de fabrikant van de sproeikop. Sproeikopkalibratiefactor: de feitelijke kalibratiefactor van de sproeikop.
3.4. Drukregeling instellen 3.4.2. Drukreductie ISO-sproeikop: selecteer de standaardsproeikopgrootte. Zie de twee punten hieronder als u een aangepaste sproeikop selecteert: Referentiedruk: deze moet op de gewenste sproeidruk worden ingesteld. Zie de informatie van de fabrikant van de sproeikop. Sproeikopkalibratiefactor: de feitelijke kalibratiefactor van de sproeikop.
Hoofdstuk 3 – Instelling regeleenheid sproeier 3.5. De regelklep instellen De regelklep wordt gebruikt om de productafgifte van de boom te doseren/regelen. 3.5.1. Regelklepsysteem Regelklepsystemen worden in een lijn met de pomp geplaatst en passen de productflow naar de boom aan door overtollige flow terug te leiden naar de tank.
Pagina 48
3.5. De regelklep instellen Omkeerklep: bij sommige sproeiers is de klep zo bedraad dat hij in de tegenovergestelde richting kan werken. Met deze instelling kunt u de klep omgekeerd laten werken. Minimale inschakelduur: de minimumduur dat de stroom moet worden ingeschakeld om de klep te bewegen. Maximale inschakelduur: de maximumduur dat de stroom kan worden ingeschakeld om de klep te bewegen.
Hoofdstuk 3 – Instelling regeleenheid sproeier 3.5.2. Proportioneel klepsysteem Proportionele klepsystemen sturen doorgaans een hydraulische klep aan die de snelheid van de pomp aanpast om de directe flow naar de boom te regelen. 1. Selecteer Werktuig/Sproeier/Regelklep. 2. Selecteer REGELKLEP en selecteer Proportioneel. Aftastsnelheid flowmeter: hier stelt u in hoe vaak wordt afgetast.
Pagina 50
3.5. De regelklep instellen vermogenspuls langer ingesteld tijdens een pulscyclus. Bij alles hoger dan dit cijfer zal het werktuig (motor, klepactuator) niet reageren. Response regeleenheid: hiermee stelt u in hoe snel de regeleenheid de vereiste snelheid probeert te bereiken. Als dit te hoog is ingesteld, kan het gebeuren dat de sproeier de streefsnelheid overschrijdt en enige tijd nodig heeft om dit bij te stellen, totdat het juiste niveau is gevonden.
Hoofdstuk 3 – Instelling regeleenheid sproeier 3.6. Pompsnelheid instellen Sommige sproeiers hebben een hydraulisch aangedreven pomp en een aangebrachte snelheidssensor die de aandrijfsnelheid van de pomp meet. Als de pompsnelheid wordt ingesteld, wordt de pompsnelheid tijdens bedrijf gemeten. 1. Selecteer Werktuig/Sproeier/Pompsnelheid. Pulsen/omwentelingen: hiermee stelt u het aantal pulsen in dat herkend wordt per omwenteling van de pomp.
3.7. Snelheidsbron instellen 3.7. Snelheidsbron instellen Hiermee stelt u de bron van de snelheidsinformatie in die aan het werktuig wordt geleverd en gebruikt wordt om de vereiste applicatiesnelheid vast te stellen. 1. Selecteer Werktuig/Sproeier/Snelheidsbron. Snelheidsbron: de snelheidsbron die gebruikt wordt om de vereiste applicatiesnelheid van de sproeier te bepalen.
Hoofdstuk 3 – Instelling regeleenheid sproeier 3.8. Werktuiggeluiden instellen Hiermee stelt u de geluidssignalen bij bedieningshandelingen voor het werktuig in. 1. Selecteer Werktuig/Sproeier/Geluid. Geluid kan worden ingeschakeld voor de volgende handelingen: in- /uitschakelen van de hoofdschakelaar, in-/uitschakelen van een tank en in-/uitschakelen van een sectie.
3.9. Alarmen instellen 3.9. Alarmen instellen Alarmen kunnen worden geactiveerd voor alle alarmen of voor afzonderlijke alarmen. Gebruik de optie Alle sproeieralarmen om alle sproeieralarmen tegelijk te activeren of deactiveren. 1. Selecteer Systeem/Alarmen/Sproeier. 2. Als u alle alarmen wilt inschakelen, selecteert u Alle sproeieralarmen/Status alarm en Geactiveerd.
Pagina 55
Hoofdstuk 3 – Instelling regeleenheid sproeier minimumtoerentallen voor elke tank komen. Reservoir leeg: dit alarm klinkt en wordt weergegeven als de inhoud van de tank onder het vooraf ingestelde percentage voor elke tank komt.
3.10. Indelingsregeling activeren 3.10. Indelingsregeling activeren Als u Automatisch indelen wilt gebruiken, moet u deze functie inschakelen. 1. Selecteer Systeem/Functies/Werktuig en stel AUTOMATISCH INDELEN in op Ingeschakeld. Opmerking: Als een X14-console wordt gebruikt, is op dit scherm alleen de optie Automatisch indelen beschikbaar. 2.
Hoofdstuk 4 – Bediening (X30/X25) Nadat de instelling voltooid is en de automatische indeling en de regeleenheid van de sproeier geactiveerd zijn, verschijnen de pictogrammen voor automatisch indelen en de regeleenheid van de sproeier op de navigatiebalk (links van het scherm). De informatie over de regeleenheid van de sproeier wordt aan het dashboard toegevoegd en de hoofdschakelaar van de sproeier verschijnt rechtsonder.
4.1. Het sproeierdashboard gebruiken 4.1. Het sproeierdashboard gebruiken Informatie over de sproeier wordt aan het dashboard toegevoegd wanneer de regeleenheid voor de sproeier geactiveerd is. 1. Selecteer een willekeurige plek op het dashboard om aan te passen wat er op het dashboard wordt weergegeven. 2.
Hoofdstuk 4 – Bediening (X30/X25) 4.2. Automatisch indelen openen Automatische indelingsregeling is beschikbaar wanneer een werktuig en ECU zijn ingesteld en wanneer Automatisch indelen geactiveerd is in het instellingsscherm (Systeem/Functies/Werktuig). 1. Selecteer Automatisch indelen . De miniweergave Automatisch indelen wordt geopend. Regelmodus: gebruik de schuifknop of de cijfertoetsen om dit zo in te stellen dat overlappingen (0) of leemtes (100) worden vermeden.
4.3. Regeleenheid van sproeier openen 4.3. Regeleenheid van sproeier openen De interface van de regeleenheid van de sproeier kan in de miniweergave of op volledig scherm worden weergegeven. Als de regeleenheid van de sproeier op volledig scherm wordt weergegeven, kan de geleidingsweergave in de miniweergave worden weergegeven, zodat de bestuurder de kaart toch nog kan bekijken.
Pagina 61
Hoofdstuk 4 – Bediening (X30/X25) Miniweergave geleiding Sproeierwerkbalk Sproeierpanelen 4. Selecteer op de sproeierwerkbalk welke panelen u wilt bekijken.
4.4. Tanks kiezen/wijzigen 4.4. Tanks kiezen/wijzigen 1. Selecteer Tank op de werkbalk aan de rechterkant van het scherm om het paneel voor de gebruikte tank te openen. Opmerking: Als alle panelen open zijn, kan het nodig zijn enkele panelen naar links of rechts te schuiven om de vereiste informatie te zien.
Pagina 63
Hoofdstuk 4 – Bediening (X30/X25) Geeft twee parameters met betrekking tot de specifieke tank weer. Bij selectie wordt een venster Gegevens aanpassen geopend met een lijst van beschikbare parameters om weer te geven. Gevraagde applicatiesnelheid. Wordt gebruikt om de applicatiesnelheid in te voeren en weer te geven. Het regelsysteem gebruikt de kalibratiefactor om de productstroom voor het specifieke product aan te passen.
Pagina 64
4.4. Tanks kiezen/wijzigen Tankdosering in-/uitschakelen. Groen wanneer tank is ingeschakeld (dosering loopt), rood wanneer tank is uitgeschakeld (dosering gestopt). Geeft maximaal vijf parameters met betrekking tot de specifieke tank weer. Er wordt een venster Gegevens aanpassen geopend met een lijst van beschikbare parameters om weer te geven.
Hoofdstuk 4 – Bediening (X30/X25) 4.4.1. Tankkleuren Grijze tank. Rode tank. Groen Rood aan/uit. aan/uit. Systeem staat op Tank is ingeschakeld, stand-by. Tank maar leeg. is uitgeschakeld. Controleer hoofdschakelaar en tank aan/uit. Blauwe tank. Een veranderende Groen aan/uit. blauwe kleur geeft aan hoeveel product Tank is nog ongeveer in de...
4.4. Tanks kiezen/wijzigen 4.4.2. Een product selecteren/toevoegen Een nieuw product selecteren of toevoegen: 1. Selecteer de productconfiguratieknop. Het productconfiguratiescherm wordt weergegeven. 2. Selecteer PRODUCTNAAM om een product uit de lijst te selecteren of een nieuw product toe te voegen.
Pagina 67
Hoofdstuk 4 – Bediening (X30/X25) Als u Nieuw product selecteert, wordt de wizard Nieuwe productinstelling geopend. Volg de wizard om een nieuw product toe te voegen. Aangepast product kan geselecteerd worden om een geheel nieuw product te maken of er kan een productsjabloon worden geselecteerd van de lijst. Sommige beschikbare productsjablonen gelden alleen voor granulaire producten.
4.4. Tanks kiezen/wijzigen 4.4.3. Tanks vullen De tanks van de sproeier vullen: 1. Selecteer de knop Tank vullen. Het scherm Tank vullen verschijnt. Volume: het volume van het product in de tank instellen. Volume-increment: de volumewaarde instellen die moet worden gebruikt wanneer het volume in de tank stapsgewijs wordt verhoogd.
Hoofdstuk 4 – Bediening (X30/X25) Volume met increment verhogen: product toevoegen met het volume dat voor Volume-increment is ingesteld. Alle tanks geheel vullen: alle tanks vullen tot de capaciteit die op het instellingsscherm is ingevoerd (Werktuig/Sproeier/Tank). Kalibratie aanpassen Deze optie wordt gebruikt om de kalibratiefactor aan te passen wanneer er een bekend startvolume is en een bekende fout in het eindvolume.
4.5. Configureren en kalibreren 4.5. Configureren en kalibreren 1. Selecteer Configuratie op de werkbalk aan de rechterkant van het scherm. Het configuratiescherm wordt weergegeven. Snelheid handmatig: hiermee kan de gebruiker handmatig de snelheid selecteren en de selectie uitschakelen die gemaakt is in het instellingsscherm Werktuig /Sproeier/Snelheidsbron.
Pagina 71
Hoofdstuk 4 – Bediening (X30/X25) en het signaal wegvalt. De snelheid wordt gebruikt om applicatiesnelheden te berekenen. De handmatige instelling schakelt een aantal automatische functies uit en wordt niet aanbevolen voor werkzaamheden. Gebruik deze instelling alleen voor stationaire tests van sproeikoppen. De instelling moet worden gewijzigd naar de juiste snelheidsbron voordat de sproeier onder normale omstandigheden wordt bediend.
4.5. Configureren en kalibreren 4.5.1. Wielsensorkalibratie Als Wielsensor geselecteerd wordt in het instellingsscherm Werktuig/Sproeier/Snelheidsbron, moet de wielfactor gekalibreerd worden. De wielfactor definieert hoeveel meter per puls wordt ontvangen van de wielsnelheidssensor. De wielfactor kalibreren: 1. Selecteer Wielsensor op het sproeierconfiguratiescherm. De wizard Automatische snelheidskalibratie wordt weergegeven.
Hoofdstuk 4 – Bediening (X30/X25) 4.5.2. Kalibratie flowmeter Kalibratie flowmeter bepaalt het aantal pulsen van de flowmeter per liter vloeistof. De flowmeter kalibreren: 1. Zorg dat de vereiste tank geselecteerd is met de knoppen links en rechts onder Tank. 2. Selecteer Stromingsmeter op het sproeierconfiguratiescherm. De wizard Automatische flowkalibratie wordt weergegeven.
4.6. Oppervlaktetellers instellen 4.6. Oppervlaktetellers instellen Oppervlaktetellers worden gebruikt met strooi-, sproei- en zaaimachines om gegevens te registreren zoals behandeld gebied, gebruikt product, bedrijfstijd, gemiddelde snelheid en mate van productiviteit. Oppervlaktetellers zijn niet beschikbaar wanneer ISO- werktuigen worden gebruikt. Oppervlaktetellers activeren: 1.
Hoofdstuk 4 – Bediening (X30/X25) oppervlaktetellers weergegeven vanaf het moment waarop dat werktuig voor het laatst werd gebruikt. Oppervlaktetellers terugstellen Deze optie is alleen van toepassing als Ingeschakeld (opgeslagen per taak) is geselecteerd. Nooit: de oppervlaktetellers moeten handmatig worden teruggesteld of ze zullen gegevens blijven verzamelen.
Pagina 76
4.6. Oppervlaktetellers instellen Actief oppervlaktetellernummer instellen Venster Oppervlakteteller terugstellen Behandeld gebied Gebruikt product Bedrijfstijd Gemiddelde snelheid (oppervlak) Productiviteitstijd 2. Als u de oppervlakteteller wilt selecteren waarvoor de gegevens worden opgeslagen, selecteert u Actief oppervlaktetellernummer instellen en selecteert u de vereiste teller. Dezelfde oppervlakteteller moet elke keer geselecteerd worden als er gegevens over hetzelfde onderwerp moeten worden opgeslagen.
Pagina 77
Hoofdstuk 4 – Bediening (X30/X25) Gegevens die voor de oppervlakteteller worden opgeslagen, worden in de onderste helft van het venster weergegeven. 3. Gebruik de pijltoetsen of selecteer de middelste oppervlakteknop om gegevens te bekijken die voor elke oppervlakteteller zijn opgeslagen. 4.
4.7. De hoofdschakelaar gebruiken 4.7. De hoofdschakelaar gebruiken Wanneer Virtueel geselecteerd is in het instellingsscherm (Werktuig/Hoofdschakelaar), schakelt de hoofdschakelaar van de sproeier op het bedieningsscherm het sproeiersysteem in. Deze schakelaar werkt niet wanneer Externe ECU-sensor als hoofdschakelaar is geselecteerd. De schakelaar geeft ook de gereedheid van het systeem aan. Groen Regeleenheid sproeier is ingeschakeld en werkt.
Hoofdstuk 5 – Bediening (X14) Nadat de instelling voltooid is en de automatische indeling en de regeleenheid van de sproeier geactiveerd zijn, verschijnen de pictogrammen voor automatisch indelen en voor de regeleenheid van de sproeier op het scherm Select View. Informatie over de regeleenheid van de sproeier wordt toegevoegd aan het dashboard.
5.1. Automatisch indelen openen 5.1. Automatisch indelen openen Automatische indelingsregeling is beschikbaar wanneer een werktuig en ECU zijn ingesteld en wanneer Automatisch indelen geactiveerd is in het instellingsscherm (Systeem/Functies/Werktuig). 1. Selecteer Automatisch indelen. Het scherm Automatisch indelen wordt geopend. Regelmodus: gebruik de schuifknop of de cijfertoetsen om dit zo in te stellen dat overlappingen (0) of leemtes (100) worden vermeden.
Hoofdstuk 5 – Bediening (X14) 5.2. De regeleenheid van de sproeier openen De schermen van de regeleenheid van de sproeier openen: 1. Selecteer het pictogram Sproeiregeleenheid. Het scherm van de regeleenheid van de sproeier wordt geopend. Het configuratiescherm kan worden geopend via het tabblad boven aan het scherm.
5.3. Tanks en applicatiesnelheden configureren 5.3. Tanks en applicatiesnelheden con- figureren Geeft twee parameters met betrekking tot de tank weer. Bij selectie wordt een venster voor gegevensaanpassing geopend met een lijst van de parameters die beschikbaar zijn om te worden weergegeven. Selectieknop snelheidsregelingsmodus.
Hoofdstuk 5 – Bediening (X14) Tank vullen. Hiermee opent u het venster Tank vullen om volume toe te voegen van het gebruikte product. Zie Tanks vullen, pagina 68. Productconfiguratie. Hiermee opent u het productconfiguratievenster voor de tank. Zie Een product selecteren/toevoegen, pagina 66.
5.3. Tanks en applicatiesnelheden configureren 5.3.2. Een product selecteren/toevoegen Een nieuw product selecteren of toevoegen: 1. Selecteer de productconfiguratieknop. Het productconfiguratiescherm wordt weergegeven. 2. Selecteer PRODUCTNAAM om een product uit de lijst te selecteren of een nieuw product toe te voegen.
Pagina 85
Hoofdstuk 5 – Bediening (X14) Als u Nieuw product selecteert, wordt de wizard Nieuwe productinstelling geopend. Volg de wizard om een nieuw product toe te voegen. Verhoging applicatiesnelheid: hier definieert u hoeveel de applicatiesnelheid gewijzigd wordt wanneer de bestuurder op de knop omhoog/omlaag voor de applicatiesnelheid drukt.
5.3. Tanks en applicatiesnelheden configureren 5.3.3. Tanks vullen De tanks van de sproeier vullen: 1. Selecteer de knop Tank vullen. Het scherm Tank vullen verschijnt. Volume: het volume van het product in de tank instellen. Volume-increment: de volumewaarde instellen die moet worden gebruikt wanneer het volume in de tank stapsgewijs wordt verhoogd.
Pagina 87
Hoofdstuk 5 – Bediening (X14) Kalibratie aanpassen Deze optie wordt gebruikt om de kalibratiefactor aan te passen wanneer er een bekend startvolume is en een bekende afwijking van het eindvolume. Deze optie maakt het mogelijk de kalibratiefactor automatisch opnieuw te berekenen op basis van het percentageverschil tussen het berekende en het werkelijk resterende volume.
5.4. Configureren en kalibreren 5.4. Configureren en kalibreren 1. Selecteer het configuratietabblad op het scherm van de regeleenheid voor de sproeier. Het configuratiescherm wordt weergegeven. Snelheid handmatig: hiermee kan de gebruiker handmatig de snelheid selecteren en de selectie uitschakelen die gemaakt is in het instellingsscherm Werktuig /Sproeier/Snelheidsbron.
Hoofdstuk 5 – Bediening (X14) /Sproeier/Pompsnelheid. Stromingsmeter: hiermee wordt de wizard Kalibratie flowmeter weergegeven die gebruikt moet worden als het kalibratiecijfer voor de flowmeter niet bekend is en niet is ingevoerd in het instellingsscherm Werktuig/Sproeier/Flow. Zie Kalibratie flowmeter, pagina 72. 5.4.1.
5.4. Configureren en kalibreren 5.4.2. Kalibratie flowmeter Kalibratie flowmeter bepaalt het aantal pulsen van de flowmeter per liter vloeistof. De flowmeter kalibreren: 1. Selecteer Stromingsmeter op het sproeierconfiguratiescherm. De wizard Automatische flowkalibratie wordt weergegeven. 2. Volg de aanwijzingen van de wizard om de flowmeter te kalibreren.
Receptkaarten (vormbestanden en ISO XML-bestanden) met de VRC-importwizard in gemaakte taken importeren. Realtime sensorgegevens gebruiken van stikstofsensoren die op de tractor gemonteerd zijn (bijvoorbeeld: Topcon CropSpec). Receptkaarten op basis van taakgegevens gebruiken. In de volgende instructies worden de eerste twee methoden beschreven.
Pagina 92
6.1. Als u VRC-kaarten gebruikt 4. Selecteer Volgende bij stap 1 van de VRC-configuratiewizard. 5. Selecteer de snelheidsbron(nen) voor de VRC en selecteer Volgende. De mogelijke opties zijn: Vormbestanden ISO XML CropSpec (indien geactiveerd) Vormbestanden en ISO XML kunnen niet tegelijkertijd worden gebruikt.
Pagina 93
Hoofdstuk 6 – Variable Rate Control Selecteer het pictogram USB-home om de hoofdmap van de USB-bestandsstructuur te bekijken. Bestanden en mappen in de USB-hoofdmap worden weergegeven. Selecteer een map om deze te openen. Zoek het vereiste bestand en selecteer het. Het bestand wordt wit weergegeven en Volgende is nu geactiveerd.
Pagina 94
6.1. Als u VRC-kaarten gebruikt Attribuut: een van de eigenschappen in het vormbestand of het ISOXML-bestand of de sensoroutput van CropSpec. Hetzelfde vormbestand kan verschillende attributen hebben om de snelheden te definiëren voor meer dan één tank, zodat de bestuurder het recept aan de juiste tank kan toewijzen. Herschalen: in deze kolom wordt standaard 1 ingevuld.
Pagina 95
Hoofdstuk 6 – Variable Rate Control correct is voordat u doorgaat. Selecteer Terug om de configuratie te wijzigen of OK om deze te bevestigen. De kaart wordt weergegeven. Als deze niet wordt weergegeven, dient u ervoor te zorgen dat u zich geografisch dicht in de buurt van de kaartlocatie bevindt.