Hoofdstuk 10 – Besturingskalibratie
10.4. Kalibratiefouten/alarmen verwerken
De volgende fouten/alarmen kunnen zich tijdens kalibraties voordoen.
Voer de aanbevolen procedures hieronder uit om de fouten te
corrigeren.
De stuurcontroller is niet geïnitialiseerd
Het besturingssubsysteem is niet ingeschakeld of niet gereed voor
gebruik.
Controleer of het besturingssubsysteem ingeschakeld is en gereed is
voor gebruikt.
Besturingsprofiel komt niet overeen
De parameters in het geselecteerde voertuigprofiel komen niet overeen
met de voertuigconfiguratie in het stuursubsysteem.
Selecteer het juiste voertuigprofiel voor dit voertuig.
Parameters komen niet overeen
Voertuiggeometrieparameters komen niet overeen met de
geometrieconfiguratie in het besturingssysteem.
Selecteer het voertuig opnieuw op het instelscherm of zorg ervoor dat
de voertuiggeometrie in het voertuiggeometriescherm correct is.
Ontvanger ontkoppeld
De AGI-ontvanger is uitgeschakeld, krijgt geen stroom of de seriële
verbinding tussen de ontvanger en de display is verbroken.
Controleer de stroomtoevoer naar de ontvanger en controleer of de
seriële verbinding correct is.
Kompaskalibratie mislukt
Herhaal de kompaskalibratie en zorg dat het voertuig 1½ draai maakt.
Zorg dat het voertuig gestopt is wanneer u de procedure voltooit.
Zet de ontvanger uit de buurt van magnetische bronnen.
Kalibratie wielhoeksensor mislukt
Herhaal de procedure en zorg dat de stuuras door het volledige bereik
beweegt.
163