2. Selecteer MONTAGEAFWIJKING. Als de component als
gekalibreerd wordt gemeld, dient u de kalibratieprocedure nog
steeds uit te voeren als de ontvanger niet gekalibreerd is op dit
voertuig.
Opmerking:Voor de kalibratie van de montageafwijking worden
weglijnpunten 'A' en 'B' uitgezet over 70 m en rijdt het voertuig met 2
km/u over de weglijn. De bestuurder keert het voertuig aan het einde
van de lijn en herhaalt de procedure. Het voertuig moet de
wegpunten 'A' en 'B' in elk geval tot op ongeveer 30 cm naderen om
de volgende stap van de kalibratieprocedure in gang te zetten.
3. Plaats het voertuig op een open terrein. Als u klaar bent om met de
procedure te beginnen, selecteert u
markeren.
4. Rijd in een rechte lijn vooruit. Het wegpunt 'B' wordt automatisch
gemaakt wanneer de Afstand tot A 70 m bedraagt.
5. Keer het voertuig en neem de zojuist uitgezette weglijn op. Dit
koersnummer zou nu '0' moeten zijn.
6. Selecteer Automatische besturing inschakelen op het
bedieningsscherm om op de weglijn te sturen. De kleur verandert in
groen, er klinkt een geluidssignaal en op het scherm knippert een
'inschakelbericht' dat aangeeft dat de automatische besturing is
ingeschakeld.
Als de besturing niet wordt ingeschakeld en Automatische besturing
inschakelen geselecteerd is, verschijnt het venster Status besturing.
7. Los eventuele problemen met rode indicatoren op alvorens verder te
gaan met de kalibratieprocedure voor de montageafwijking (handel
Hoofdstuk 10 – Besturingskalibratie
om het wegpunt 'A' te
159