Bedrijf
Brandstofpeilmeter (1) in het oog houden.
De wijzer geeft de relatieve brandstofhoeveelheid in
de tank aan. Door het brandstofverbruik tijdens bedrijf
van de machine daalt de wijzer.
Wanneer de brandstoftank vol is, wijst de wijzer naar boven (A).
Wanneer de brandstoftank leeg is, wijst de wijzer naar beneden (B).
Als de controlelamp brandstofpeil (2) brandt, dan zit er nog maar
weinig brandstof in de tank, machine bijtanken (blz. 123).
Als de machine op een helling wordt gebruikt, dan vermindert de brandstof eenzijdig in de tank. Bij
geringe brandstofhoeveelheid in de tank kan het dan voorkomen, dat de brandstofpomp niet meer
voldoende brandstof kan aanvoeren en de motor uitgaat. De machine moet getankt en het brandstof-
systeem ontlucht worden.
Is de brandstoftank leeg, dan kan de machine niet worden gebruikt. De machine moet getankt en het
brandstofsysteem ontlucht worden.
Motor direct uitschakelen, als bovendien
het motortoerental plotseling sterk stijgt of daalt,
abnormale motorgeluiden worden waargenomen,
de machinetechnische inrichtingen niet zoals verwacht op de bedieningshendel reageren, of
of de uitlaatgassen zwart of wit zijn. In de koude toestand van de motor is voor korte tijd witte rook normaal.
Kruip- en rempedaal gebruiken
Machine afremmen
Kruip- en rempedaal (1) licht indrukken.
De oliestroom naar de hydrostatische aandrijving wordt verminderd.
De machine rijdt zonder aandrijfvermogen, en rolt uit tot hij blijft stil-
staan.
Kruip- en rempedaal (1) volledig indrukken.
De schijfremmen treden in werking en remmen de machine af tot hij
stil blijft staan.
R5515-8144-6
01/2018
85