Bedrijf
Brandstofpeil - Controleren
De brandstofweergave (1) toont de relatieve brand-
stofhoeveelheid in de brandstoftank. Hoe dieper de
naald van de indicatie staat, des te minder brandstof
bevindt zich in de brandstoftank.
1.
Brandstofmeter
2.
Controlelamp brandstofpeil
3.
Waarschuwingslamp
A Brandstoftank vol
B Brandstoftank leeg
Startschakelaar in stand RUN zetten.
Brandstofpeil op brandstofpeilweergave (1) aflezen.
Als het brandstofpeil zich bij het gebruik van de machine op hellingen in het onderste bereik bevindt (B), dan kan
de brandstofvoorziening van de motor verstoord raken.
De machine bijtanken (blz. 123)
Als de controlelamp brandstofpeil (2) brandt, dan zit er nog maar weinig brandstof in de brandstoftank.
Als de waarschuwingslamp in het geel knippert (3), dan is de brandstoftank leeg.
De machine onmiddellijk bijtanken.
U ervan verzekeren dat de brandstoftank niet leeggereden wordt. Anders komt er lucht in het brand-
stofsysteem. Het brandstofsysteem moet dan ontlucht worden.
Vloeistofpeil van de ruitenreinigingsinstallatie (cabine-uitvoering) - Controleren
Is het ruitensproeireservoir (1) leeg, dan de ruiten-
sproei-installatie niet bedienen, anders kan de pomp
drooglopen en beschadigd worden.
Controleren of het vloeistofreservoir voldoende gevuld is.
Als de vulhoeveelheid te klein is, ruitensproeierreservoir vullen
(blz. 122).
R5515-8144-6
01/2018
73