Bedrijf
Parkeren van de motor
Als de motor wordt uitgeschakeld om de machine buiten bedrijf te nemen, dan moeten de werkzaam-
heden voor buitenbedrijfstelling (blz. 107) worden uitgevoerd.
Gaspedaal lossen.
Motortoerentalknop (2) volledig naar beneden (A) duwen en de
motor stationair laten draaien.
Schakelaar neutraal (1) indrukken.
De neutrale stand wordt in de rijrichtingweergave getoond.
Startschakelaar in stelling STOP zetten en sleutel uittrekken.
Als de motor niet kan worden uitgezet, zet hem dan
handmatig uit (blz. 27).
Controle van display na starten en tijdens het ge-
bruik
Na het starten en gedurende het bedrijf moet de gebruiker de controlelampen en de indicaties in het display con-
troleren.
De waarschuwingslamp (1) knippert rood bij het optre-
den van een systeemfout of een technische storing,
de motor moet onmiddellijk worden uitgezet. Als het
systeem een waarschuwing geeft, dan knippert de
waarschuwingslamp geel. Er kan aanvullend een fout-
code op het scherm verschijnen en een geluidssignaal
weerklinken.
De meldingen door gepaste maatregelen oplossen,
zie "Storingstabellen display" (blz. 136), evt. vakbe-
kwaam personeel raadplegen.
Als er tijdens het gebruik onvoldoende motoroliedruk is, dan brandt
de controlelamp motoroliedruk (1). De motorwaarschuwingslamp
(2) knippert in het rood, en op het scherm verschijnt de melding zo-
als weergegeven in de afbeelding rechts.
Motor onmiddellijk uitschakelen en motoroliepeil controleren.
R5515-8144-6
01/2018
(knippert)
(brandt)
(knippert)
83