Bedrijf
BEDRIJF
Veiligheidsbepalingen voor het gebruik
De veiligheidsbepalingen (blz. 13) moeten in acht genomen worden.
De machine mag enkel zoals bepaald in hoofdstuk Bedoeld gebruik (blz. 15) bediend worden.
Het bedienen van de machine is enkel toegestaan voor opgeleid personeel (blz. 10).
Het bedienen van de machine onder invloed van drugs, medicijnen of alcohol is verboden. Bij oververmoeid-
heid van de gebruiker moet het gebruik worden gestaakt. De gebruiker moet fysiek in staat zijn, de machine
veilig te kunnen bedienen.
De machine mag alleen worden gebruikt, indien alle beveiligingsvoorzieningen volledig werken.
Ga voor het starten van of het werken met de machine na of er niemand gevaar loopt.
Voordat de machine in gebruik wordt genomen, moet er worden nagegaan of er geen uiterlijk herkenbare
schade of defecten zijn. Voer de werkzaamheden aan de machine uit. In geval van defecten mag de machine
pas na het verhelpen van de defecten in bedrijf worden gesteld.
De bediener moet nauw aansluitende kledij dragen, volgens de nationale voorschriften van het betreffende
land.
Gedurende het gebruik mogen zich géén personen, behalve de gebruiker, in de cabine bevinden of erin stap-
pen.
Houd de machine bij het in- en uitstappen altijd stevig vast, en doe dit met het gezicht naar de machine ge-
richt. Houd altijd beide voeten en één hand of beide handen en één voet op de treden en aan de handgreep
van de machine. Gebruik de bedieningsvoorzieningen niet als handgreep. Spring nooit in of van de machine.
Bestijg nooit een al rijdende machine.
De bediener mag enkel de motor starten en de bedieningselementen bewegen, als hij zich op de bestuur-
dersplaats bevindt.
Bevestig de veiligheidsgordel voor het starten van de machine. De richtingschakelaar moet in de neutrale
stand staan, de parkeerrem moet zijn aangetrokken en de hulpstukken moeten zich op de grond bevinden.
De motor moet altijd worden uitgeschakeld, indien de cabine wordt verlaten. In uitzonderingsgevallen, bijv.
voor het storingzoeken, kan de cabine ook bij draaiende motor worden verlaten. De bediener moet daarbij
nagaan of de werkhydrauliek en de Draaihoek van het hulpcircuit zijn vergrendeld. Tijdens het bedrijf mag de
bestuurder niet met armen, benen of bovenlichaam uit de beschermende inrichting leunen.
Voor het verlaten van de machine (bijv. voor pauzes of bij het beëindigen van het werk), moeten de hulpstuk-
ken op de bodem worden gelegd, alle bedieningshendels in neutrale stand worden gezet, de motor worden
uitgeschakeld, de parkeerrem worden aangetrokken en de machine worden beveiligd tegen opnieuw inscha-
kelen door de sleutel mee te nemen. De cabinedeur, indien aanwezig, sluiten en de machine met wielkeggen
tegen wegrollen beveiligen.
Het is verboden de motor te laten lopen in een gesloten ruimte. Enkel als er zich in de ruimte een afvoer-
systeem bevindt of de ruimte voldoende verlucht is. Het uitlaatgas bevat koolmonoxide – koolmonoxide is
kleur- en reukloos en dodelijk.
Kruip nooit onder de opgetilde machine of een opgetild hulpstuk.
Het gebruiken van de machine op een gevaarlijk terrein, boven het draagvermogen of niet volgens het voor-
geschreven gebruik van de machine kan ervoor zorgen dat de machine kantelt en is verboden.
R5515-8144-6
01/2018
61