Brandbeveiliging
Onderdelen en hulpstukken van de machine, met name de motor en het uitlaatsysteem, bereiken al
hoge temperaturen onder normale bedrijfsomstandigheden. Beschadigde of niet onderhouden elek-
STOP
trische installaties kunnen de oorzaak zijn van vonkoverslag of lichtbogen zijn. De volgende brand-
veiligheidsrichtlijnen helpen u, uw uitrusting in stand en efficiënt te houden en het brandrisico te mi-
nimaliseren.
Verwijder vuil in de buurt van hete onderdelen zoals de motor, uitlaat, uitlaatspruitstuk en uitlaatpijpen, enz.
Vooral bij het werken onder een zware belasting van de machine dient het reinigen vaker te worden uitge-
voerd.
Ophopingen zoals bladeren, stro, dennennaalden, takjes, schors en andere brandbare materialen op de ma-
chine moet worden verwijderd. Vooral in de nabijheid van de motor of het uitlaatsysteem, maar ook van voor-
frame, achterframe en hefmast.
Controleer alle brandstofleidingen en hydraulische leidingen op conditie en slijtage. Bij defecten moeten deze
onmiddellijk worden vervangen om lekkages te voorkomen.
Elektrische leidingen en aansluitingen dienen regelmatig op beschadigingen te worden gecontroleerd. Be-
schadigde onderdelen en leidingen dienen vóór de inbedrijfstelling van de machine te worden vervangen of
te herstellen. Alle elektrische aansluitingen moeten schoon gehouden en vast zijn.
Uitlaatpijpen en uitlaatdemper dienen dagelijks te worden gecontroleerd op lekkages, beschadigingen en los-
se of ontbrekende schroefkoppelingen. Ondichte of beschadigde onderdelen van het uitlaatsysteem moeten
vóór de inbedrijfstelling van de machine worden vervangen of hersteld.
Bewaar altijd een polyvalent brandblusapparaat in of in de buurt van de machine. Raak vertrouwd met de be-
diening van het brandblusapparaat. In geval van brand in het elektrische of hydraulische systeem moet een
CO
-brandblusapparaat worden gebruikt om de brand te blussen.
2
Voor de bevestiging van het brandblusapparaat zijn links
achteraan de bestuurdersstoel, onder de deurmat in de cabine
twee schroefdraden aangebracht.
Een brandblusser kan links naast de bestuurderszitplaats on-
dergebracht worden.
De brandblusfles behoort niet tot de basisuitrusting
van de machine.
30
Veiligheidsbepalingen
R5515-8144-6
01/2018