De parameterprioriteit en -weergave configureren
In het venster voor parameterselectie verschijnt een
van de drie weergavesymbolen naast elk parame-
terlabel. De symbolen geven aan hoe de parameter
op het scherm verschijnt:
de parameter verschijnt als een
curve en als een parameterveld
de parameter verschijnt als een
parameterveld
de parameter wordt niet getoond
Parameters worden in aflopende volgorde op het
scherm weergegeven en nemen dezelfde positie
op het scherm in. Bijvoorbeeld de bovenste para-
meter in het scherm voor parameterselectie staat
op de bovenste plaats in het hoofdscherm.
In de weergavemodus kunt u een parameter op twee
manieren configureren:
– Vanaf de pagina Auto weergave
– Met de instellingswerkbalk voor auto weergave,
die onderaan in het scherm verschijnt als deze
is geactiveerd
In de handmatige weergavemodus kunt u een pa-
rameter alleen configureren vanaf de pagina Auto
weergave (zie pagina 350).
De parameterprioriteit en -weergave configureren
op de pagina Auto weergave
In de volgende stappen verwijzen de letters tussen
haakjes naar de afbeelding van de pagina Auto
weergave (zie pagina 350).
1 Open de pagina Auto weergave
(zie pagina 348).
2 Selecteer het aantal curven dat moet worden
weergegeven met de toets Curven (E).
3 Selecteer het aantal parametervelden dat
moet worden weergegeven met de toets
Parametervakken (H).
Gebruiksaanwijzing Infinity Acute Care System – Bewakingstoepassingen VG2
4 Selecteer de parameter en verplaats deze met de
draaiknop omhoog of omlaag door het venster voor
parameterselectie (N) totdat de gewenste positie
is bereikt. Terwijl u de parameter omhoog of om-
laag door de lijst verplaatst, kan het weergave-
symbool naast de parameter veranderen. Bijvoor-
beeld een parameter die eerder verscheen als pa-
rameterveld en curve
rameterveld
wanneer u deze omlaag door de
lijst verplaatst.
5 Druk op de draaiknop om de selectie te beves-
tigen.
De parameterprioriteit en -weergave configureren
met de instellingswerkbalk Auto weergave
Indien geactiveerd (zie pagina 350), verschijnt de
instellingswerkbalk voor auto weergave langs de
onderzijde van het scherm telkens wanneer u een
weergave met een component voor auto weergave
selecteert. De instellingswerkbalk voor auto weer-
gave functioneert dynamisch in combinatie met het
venster voor parameterselectie van de pagina Auto
weergave (zie pagina 352). Wijzigingen die u op de
ene plaats maakt, worden automatisch op de ande-
re plaats weergegeven.
Elke aangesloten parameter wordt voorgesteld als
een klein veld in de instellingswerkbalk voor auto
weergave. De volgende illustratie is een voorbeeld
van de manier waarop in de instelwerkbalk voor auto
weergave de weergave-modus van parameters in het
hoofdscherm wordt geïdentificeerd. De symbolen
boven de parameterlabel geven de drie verschillende
weergavemodi aan. Dezelfde symbolen verschijnen
in het venster voor parameterselectie van de pagina
Auto weergave.
Systeemconfiguratie
, verschijnt alleen als pa-
353