Alarmen
Alarmvalidatie activeren of deactiveren
Wanneer de alarmvalidatiefunctie is geactiveerd
(zie pagina 349), moet een alarmconditie geduren-
de een bepaalde periode hebben bestaan voordat
er akoestische en optische alarmsignalen worden
ingeschakeld. Deze functie reduceert het aantal
valse alarmen.
Wanneer de alarmvalidatiefuncties is geactiveerd,
is de tijd tussen de detectie en de aankondiging van
een parameter die buiten de alarmgrenzen valt, ge-
lijk aan de detectietijd plus het toegewezen uitstel
Parameter
ECG/hartfrequentie (HF)
Polsslag (PLS)
ST-segmentanalyse (ST)
Ademhalingsfrequentie (RRi)
Ademhalingsfrequentie (RRc)
Pulsoxymetrie (SpO
)
2
Invasieve bloeddruk (IBP)
Totaal hemoglobine (SpHb en SpHbv)
Carboxyhemoglobineverzadiging (SpCO)
Pleth Variabiliteit Index (PVI)
Methemoglobineverzadiging (SpMet)
OPMERKING
1)
Selecteer de validatieperiode voor het ST-grensalarm in het dialoogvenster ST
(zie "Configureren ST-alarminstellingen" op pagina 124).
2)
Voor Nellcor OxiMax SpO
(zie "SatSeconds alarm" op pagina 256).
100
2)
: het SatSeconds-alarm vervangt de alarmvalidatie-instelling
2
Gebruiksaanwijzing Infinity Acute Care System – Bewakingstoepassingen VG2
voor alarmvalidatie. Wanneer voor HF de uitsteltijd
wordt toegevoegd, kan daarmee het maximum van
10 seconden worden overschreden dat is toege-
staan op grond van AAMI EC13 en IEC 60601-2-27.
In de volgende tabel wordt vermeld voor welke pa-
rameters een alarmvalidatietijd geldt. Parameters
die niet in de tabel voorkomen, hebben geen valida-
tietijden, en akoestische en optische alarmen wor-
den bijna onmiddellijk geactiveerd.
Bovenste alarmgrens
6 s
6 s
15 s tot 60 s
1)
(selecteerbaar)
14 s
8 s
6 s
10 s
6 s
6 s
6 s
6 s
Onderste alarmgrens
6 s
10 s
60 s
14 s
10 s
10 s
4 s
10 s
10 s
10 s
10 s