Invasieve bloeddruk (IBP)
Voorbereiding van de patiënt op invasieve bloeddrukbewaking
OPMERKING
Als er luchtbelletjes in het slangensysteem ver-
schijnen, moet u het systeem nogmaals met de
infuusoplossing doorspoelen. Luchtbelletjes kun-
nen leiden tot onjuiste drukmetingen.
De volgende tips leiden tot optimale resultaten van
de invasieve bloeddrukbewaking, maar mogen niet
worden gebruikt ter vervanging van door het zieken-
huis goedgekeurde praktijken of aanbevelingen van
de fabrikant.
Weergave invasieve bloeddruk
Op de Cockpit bestaat de weergave voor invasieve
bloeddruk uit het volgende:
– Parameterveld invasieve bloeddruk
– Invasieve bloeddrukcurve
Parameterveld invasieve bloeddruk
OPMERKING
In het volgende diagram ziet u een gangbare
indeling van een parameterveld. De indeling
kan veranderen als er aanvullende parameters
worden weergegeven. Zie "Parametervelden"
op pagina 52 voor meer informatie.
In parametervelden worden parameterwaarden
gerapporteerd en wordt de alarmstatus van para-
meters aangegeven. In parametervelden kunnen
ook technische omstandigheden zoals losgeraakte
sensors e.d. worden gerapporteerd. Zie het hoofd-
stuk "Probleemoplossing" op pagina 407 voor ge-
detailleerde informatie over de inhoud van parame-
tervelden voor elke parameter.
282
Gebruiksaanwijzing Infinity Acute Care System – Bewakingstoepassingen VG2
– Let tijdens de voorbereiding van de patiënt goed
op dat er geen luchtbelletjes in de sensor of de
plugkraan voorkomen.
– Kies voor een maximale signaalsterkte de kortst
mogelijke lengte hogedrukslangen. Kortere slan-
gen verminderen de signaaldemping, maar zijn
gevoeliger voor artefacten door beweging. Met ho-
gedrukslangen blijft de signaaldemping beperkt.
– Plaats de omvormer zo dat deze zich op dezelf-
de hoogte bevindt als het toepasselijke anato-
mische referentiepunt voor elke bewaakte druk.
De inhoud van de parametervelden voor invasieve
bloeddruk is afhankelijk van het feit of de parameter
pulserend of niet-pulserend is. In parametervelden
voor pulserende drukwaarden (ART, LV, PA, RV, GD1,
GD2, GD3, GD4) worden systolische, diastolische
en gemiddelde drukwaarden weergegeven. In pa-
rametervelden voor niet-pulserende drukwaarden
(LA, RA, CVD, ICP) wordt alleen de gemiddelde druk-
waarde weergegeven.
Als de M540 een statische drukwaarde detecteert,
berekent het algoritme alleen de gemiddelde druk.
Een statische drukconditie treedt op wanneer de
maximum- en minimumwaarden van een pulserend
druksignaal verschillen met minder dan 3 mmHg
(0,4 kPa).