Alarmen
Alarmen in-/uitschakelen
Met uitzondering van de volgende parameters, kunt
u de alarmfunctie voor afzonderlijke parameters in-
of uitschakelen.
– Asystolie en ventriculaire fibrillatie ( voor deze
aritmiegebeurtenissen kunt u alarmen alleen
uitschakelen als de functie ASY/VF is ingesteld
op HR volgen.
– Hartfunctie (C.O.)
– Injectaattemperatuur (Tinj)
– Pulmonale wiggedruk (PWP)
– Gepacete hartslagen (% gepacet)
– Perfusie-index (PI)
– Parameters die afkomstig zijn van een apparaat
waarvan de waarden worden weergegeven op
de Cockpit via de optie voor
apparaatverbinding.
Wanneer u alarmen uitschakelt, worden er voor de
betreffende parameter geen hoorbare en zichtbare
alarmsignalen geactiveerd. Wanneer de
alarmbewaking is uitgeschakeld, verschijnt er in het
parametervak een driehoek met een kruis erdoor
(A).
Wanneer u de alarmfunctie voor een parameter
inschakelt, komen de ingestelde alarmgrenzen in
de plaats van de driehoek met het kruis erdoor.
86
A
Gebruiksaanwijzing Infinity Acute Care System - Bewakingstoepassingen SW VG1
Bovenste en onderste alarmgrenzen
U kunt de bovenste en onderste alarmgrenzen van
een parameter handmatig zodanig instellen dat
hoorbare en zichtbare alarmsignalen worden
geactiveerd als een parameter boven of onder de
ingestelde grenzen uitkomt. U kunt ook de
alarmgrenzen van alle parameters op grond van
een percentage snel automatisch instellen. Zie
pagina 96 voor meer informatie over de functie
Automatisch instellen.
WAARSCHUWING
Wanneer u alarmgrenzen instelt op extreme
waarden, kan dat verhinderen dat bepaalde
alarmcondities worden ontdekt en
aangekondigd met hoorbare en zichtbare
alarmsignalen.
Archieffunctie
Al naar gelang de actieve archiefinstelling, gebeurt
er het volgende in reactie op een overtreding van
een alarmgrens:
– Een automatische registratie op een
papierstrook (zie Rapporten/Registraties)
– Elektronische gebeurtenisopslag in de
alarmgeschiedenis voor latere raadpleging (zie
pagina 97)
Zie pagina 90 voor meer informatie om de
archieffunctie te configureren.