Extern apparaat - Ventilator
Overzicht van ventilatie
De optie voor het koppelen van apparaten maakt
het mogelijk dat de Cockpit parameterwaarden,
curves en loops van stand-alone ventilatoren
weergeeft . Binnen 30 seconden na aansluiting van
een ventilator verschijnen de gegevens op de
Cockpit. De ventilatorbewakingsfuncties kunnen
worden geconfigureerd op de pagina voor
parameterspecifieke instellingen (zie pagina 267).
Voordat u een bewakingsfunctie uitvoert, moet u de
paragraaf "Voor uw veiligheid en die van uw
patiënten" op pagina 9 en verder raadplegen.
Parameterspecifieke foutberichten worden
behandeld op pagina 330.
Optie Vent Central
Alle ventilatorparameters van externe apparaten
die op de Cockpit worden weergegeven, worden
ook uitgezonden naar het Infinity-netwerk. Als de
patiënt wordt opgenomen in de ICS (Infinity
CentralStation), kunt u extra ventilatorinformatie
weergeven via de optie Vent Central. U kunt
bijvoorbeeld de ventilatorinstellingen van elke
parameter en de huidige ventilatiemodus
weergeven. Zie de Gebruiksaanwijzing voor de
Infinity Centraal Station voor meer informatie.
262
Gebruiksaanwijzing Infinity Acute Care System - Bewakingstoepassingen SW VG1
Alarmen externe eenheid
Alarmen van de ventilator worden doorgegeven
naar het Infinity-netwerk en beschikbaar gemaakt
voor alarmaankondiging op het ICS. Zie de
Gebruiksaanwijzing voor de Infinity Centraal
Station voor meer informatie.
Als de alarmfunctie voor externe apparaten is
ingeschakeld op de Cockpit (zie pagina 290) en
een extern apparaat wordt losgekoppeld van de
Cockpit, gebeurt er het volgende op de Cockpit en
op de ICS, en dit op voorwaarde dat de patiënt is
opgenomen in de ICS:
– Er weerklinkt een alarmtoon van lage prioriteit.
– Het bericht Externe eenheid losgekoppeld
verschijnt.