Werkingsconcept
Profielen
Cockpits kunnen aan verschillende zorggebieden
worden aangepast. Deze aanpasbaarheid is voor
een deel te danken aan profielen. Hiermee kan het
klinisch personeel unieke instellingen vastleggen
voor de patiëntpopulaties van specifieke
zorggebieden.
Een profiel bestaat uit door de gebruiker
vastgelegde instellingen, die zijn aangepast aan
een specifieke patiëntcategorieën (volwassene,
pediatrisch, neonaat). Een profiel kan bijvoorbeeld
uniek zijn voor een populatie van volwassen
patiënten in een OR-omgeving met hoge acuïteit,
terwijl een ander profiel is gericht op neonatale
patiënten in een OR-omgeving met lage acuïteit. In
een profiel worden de patiënt- en
apparaatinstellingen opgeslagen voor toekomstig
gebruik. Met een profiel worden tijdrovende
insteltaken, die anders voor iedere monitorsessie
steeds opnieuw moeten worden herhaald,
geëlimineerd.
U kunt voor elke patiëntcategorie vijf unieke
profielen instellen en opslaan. Elke Cockpit heeft
bovendien een Draeger-standaardprofiel, dat niet
kan worden gewijzigd.
Een profiel bevat de volgende instellingen:
– Alarmgrenzen en trendschalen voor elke
parameter, al naar gelang de geselecteerde
patiëntcategorie.
– De parameterkleur en alarmarchiefstatus,
ongeacht de geselecteerde patiëntcategorie.
– Instellingen die uniek zijn voor elke parameter,
en die kunnen worden ingesteld op de
parameterset-ups voor elke patiëntcategorie.
Telkens wanneer een patiënt wordt opgenomen,
wordt een eerder vastgelegd standaardprofiel aan
de betreffende bewakingssessie toegewezen.
Telkens wanneer een M540 wordt gekoppeld,
wordt het profiel van de aangesloten Cockpit
overschreven door de profielinstellingen van de
M540.
54
Gebruiksaanwijzing Infinity Acute Care System - Bewakingstoepassingen SW VG1
Nadat een patiënt is ontslagen, worden alle
patiëntgegevens verwijderd en wordt het huidige
profiel hersteld.
Profielen en weergaven beheren
Elke patiëntcategorie (volwassene, pediatrisch,
neonataal) heeft haar eigen, unieke profielen. Als u
bijvoorbeeld de neonatale patiëntcategorie
activeert, kunnen alleen de profielen voor de
neonatale patiëntcategorie worden geselecteerd.
Dit is anders dan geldt voor weergaven, die tussen
alle patiëntcategorieën kunnen worden gedeeld.
De volgende profielfuncties zijn beschikbaar (zie
"Profiel instellen" op pagina 309 voor
gedetailleerde instructies):
– Een profiel selecteren
– Een profiel opslaan (met een wachtwoord
beschermd)
– Een profiel overdragen (met een wachtwoord
beschermd)
– Profiel verwijderen
– Een profielnaam en -beschrijving opgeven
– Een profiel toewijzen aan een
standaardweergave (standaardprofielen
worden automatisch geactiveerd wanneer er
opnieuw is gestart of een patiënt is ontslagen).
Profielen overdragen
Profielen kunnen naar andere Cockpits worden
overgedragen op de met een wachtwoord
beschermde pagina Overdracht profiel. Hiermee
worden tijdrovende, repetitieve insteltaken
geëlimineerd. U kunt profielen overdragen via het
netwerk of met een USB-geheugenstick (zie
pagina 316).