THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING
7
Regeling van de gewenste
temperatuur
Bestuurderskant
Druk op de toets 3 om de temperatuur te
verhogen.
Druk op de toets 4 om de temperatuur te
verlagen.
3.8
(vervolg)
3
4
Passagierskant voor
Druk op de toets 13 om de temperatuur te
verhogen.
Druk op de toets 14 om de temperatuur te
verlagen.
De gewenste temperatuur kan ingesteld
worden tussen 16 en 26 °C.
Als links en rechts tegelijk de uiterste waar-
des "16 °C" of "26 °C" zijn ingesteld, levert
het systeem, ongeacht de omstandigheden,
maximale koude of warmte.
Als de uiterste temperatuurinstelling het-
12
zelfde is aan de kant van de passagier en
van de bestuurder, kan een verandering van
de temperatuurinstelling op een van de toet-
sen een verschil van temperatuur van de
13
aangevoerde lucht veroorzaken aan de kant
waar de toets op een uiterste waarde is ge-
bleven.
Als de buitentemperatuur lager is dan onge-
veer 2 °C, is het normaal dat het systeem
niet werkt.
Er zijn twee mogelijkheden:
14
– door uitsluitend de toetsen 3 en 4 aan
– door de toetsen 13 en 14, regelt u de ge-
bestuurderskant te gebruiken, regelt u de
gewenste temperatuur voor het gehele
interieur; de temperaturen op de dis-
plays 7 en 12 zijn gelijk;
wenste temperatuur links en rechts onaf-
hankelijk van elkaar. De toetsen 3 en 4
regelen de gewenste temperatuur aan
bestuurderskant, de toetsen 13 en 14 re-
gelen de gewenste temperatuur aan pas-
sagierskant.