18
Kort en bondig
Parkeren
9 Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
licht ontvlambaar oppervlak.
Door de hoge temperatuur van
het uitlaatsysteem kan het
oppervlak ontbranden.
● Handrem altijd zonder indruk‐
ken van de ontgrendelingsknop
stevig aantrekken. Op een aflo‐
pende of oplopende helling zo
stevig mogelijk. Trap tegelijker‐
tijd het rempedaal in om minder
kracht nodig te hebben.
● Zet de motor af.
● Schakel als de auto op een
vlakke ondergrond of een oplo‐
pende helling staat de eerste
versnelling in voordat u het
contact uitschakelt. Op een
oplopende helling bovendien
de voorwielen van de stoep‐
rand wegdraaien.
Schakel als de auto op een
aflopende helling staat de
achteruitversnelling in voordat
u het contact uitschakelt.
Bovendien de voorwielen naar
de stoeprand toedraaien.
● Sluit de ruiten.
● Draai de contactsleutel in stand
0 en trek deze uit het contact‐
slot. Stuurwiel verdraaien
totdat het stuurslot merkbaar
vergrendelt.
● Vergrendel de auto met e op de
afstandsbediening.
● Koelventilatoren kunnen ook na
het afzetten van de motor in
werking treden 3 143.
Voorzichtig
Na een rit waarbij met hoge motor‐
toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te
beschermen.
Sleutels, sloten 3 19.
Auto een langere tijd stilzetten
3 142.