120
Rijden en bediening
Uitlaatgassen
9 Gevaar
Motoruitlaatgassen bevatten het
giftige en bovendien kleur- en
geurloze koolmonoxide dat bij
inademen levensgevaarlijk kan
zijn.
Wanneer uitlaatgassen in de
passagiersruimte dringen, de
ruiten openen. Oorzaak van de
storing door een werkplaats laten
verhelpen.
Niet met een geopende achterklep
rijden, aangezien er dan uitlaat‐
gassen de passagiersruimte
binnen kunnen dringen.
Roetfilter
Het dieselpartikelfilter verwijdert
schadelijke roetdeeltjes uit de uitlaat‐
gassen. Het systeem heeft een zelf‐
reinigende functie die tijdens het
rijden automatisch wordt geactiveerd,
zonder dat hier een melding over
verschijnt. Het filter wordt geregene‐
reerd door achtergebleven roetdeel‐
tjes periodiek bij een hoge tempera‐
tuur te verbranden. Dit proces vindt in
bepaalde rijomstandigheden automa‐
tisch plaats en kan tot 25 minuten
duren. Dit duurt in de regel
15 minuten. Autostop is niet beschik‐
baar en het brandstofverbruik ligt
mogelijk hoger. Enige geur- en rook‐
ontwikkeling tijdens deze procedure
is normaal.
Onder bepaalde rijomstandigheden,
bijv. bij korte ritten, kan het systeem
zichzelf niet automatisch reinigen.
Wanneer het filter geregenereerd
moet worden maar de recente rijom‐
standigheden geen automatische
regeneratie toelieten, knippert contro‐
lelamp %. Afhankelijk van de versie
kan er ook een waarschuwingsbericht
op het Driver Information Center
verschijnen 3 90.
Controlelampje % brandt wanneer
het roetfilter vol is. Start het regene‐
reren zo snel mogelijk om schade aan
de motor te vermijden.
Regeneratieproces
Blijf rijden om het regeneratieproces
te activeren en houd het motortoeren‐
tal boven 2000 omw/min. Indien
nodig terugschakelen. De regenera‐
tie van het dieselpartikelfilter wordt
dan gestart.
Voorzichtig
Wordt het reinigingsproces onder‐
broken, dan bestaat het risico dat
er zware motorschade ontstaat.
De regeneratie verloopt het snelst bij
hoge motortoeren en een zware
belasting.
Controlelampje % dooft zodra de
zelfreiniging is afgerond.