114
Rijden en bediening
Afrijden van hellingen
Schakel een versnelling in bij het afrij‐
den van hellingen om zeker te zijn dat
voldoende remdruk beschikbaar is.
Sturen
Als de stuurbekrachtiging niet meer
werkt doordat de motor stopt of door
een systeemdefect, kunt u nog
steeds sturen maar is er wellicht meer
kracht nodig.
Voorzichtig
Laat het stuurwiel bij een stil‐
staande auto nooit geheel
vergrendeld, omdat dit de stuur‐
bekrachtigingspomp kan bescha‐
digen.
Starten en bediening
Nieuwe auto inrijden
Tijdens de eerste ritten niet onnodig
hard remmen.
Tijdens de eerste rit kan er rookont‐
wikkeling optreden door het verdam‐
pen van was en olie op het uitlaatsys‐
teem. Na de eerste rit de auto enige
tijd buiten parkeren en inademen van
de dampen vermijden.
Tijdens het inrijden kunnen het brand‐
stof- en motorolieverbruik hoger zijn.
Ook wordt het roetfilter wellicht vaker
geregenereerd.
Dieselpartikelfilter 3 120.
Autostop is wellicht niet mogelijk
wanneer de accu wordt opgeladen.
Stop/Start-systeem 3 116.
Contactslotstanden
Draai de sleutel op:
0 : contact uit:
Sommige functies blijven actief
totdat de sleutel eruit wordt
getrokken of het bestuurderspor‐
tier wordt geopend, mits het
contact van tevoren aan was
1 : contact aan, stuurslot opgehe‐
ven.
De controlelampjes branden en
de meeste elektrische functies
werken.
Dieselmotor gloeit voor.
2 : motor starten: Laat de sleutel los
nadat de motor gestart is