● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen
naar wens en op de zijruiten rich‐
ten.
● Voor gelijktijdig verwarmen van
de voetenruimte, luchtverdeel‐
schakelaar op J zetten.
Airconditioning
Bedieningsorganen voor:
● temperatuur
● luchtdebiet
● luchtverdeling
: koeling
n
4 : luchtrecirculatie
Achterruitverwarming Ü 3 33.
Verwarmde voorstoelen ß 3 39.
Temperatuur
rood
: warm
blauw : koud
De verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtdebiet
Luchtdebiet instellen door de ventila‐
torknop in de gewenste stand te
zetten.
Luchtverdeling
M : naar de hoofdruimte
L : naar de hoofd- en voetenruimte
K : naar de voetenruimte en voor‐
ruit
J : naar de voorruit, de voorste
zijruiten en de voetenruimte
V : naar de voorruit en de voorste
zijruiten
Tussenstanden zijn mogelijk.
Klimaatregeling
Koeling n
Druk op n om naar koeling om te
schakelen. De activering wordt
aangeduid door de LED in de toets.
Koeling werkt alleen bij een draai‐
ende motor en ingeschakelde venti‐
lator van de klimaatregeling.
Druk opnieuw op n om koeling uit te
schakelen.
Het airconditioningssysteem koelt en
ontvochtigt (droogt) de lucht vanaf
een bepaalde buitentemperatuur. Er
kan zich dan condens vormen en
onder de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, ter besparing van brandstof de
koeling uitschakelen.
Geactiveerde koeling kan een Auto‐
stop verhinderen. Stop/Start-systeem
3 116.
Luchtrecirculatiesysteem
Luchtrecirculatiemodus met 4
inschakelen. De activering wordt
aangeduid door de LED in de toets.
Luchtrecirculatiemodus weer met
4 uitschakelen.
107