8.7.24 Stop functie (4.3.1)
Afb. 69 Stop functie
Beschrijving
De functie wordt gewoonlijk gebruikt in toepassingen met con-
stante druk en stel u in staat de laatste pomp te stoppen als er
geen of slechts heel weining verbruik is.
Doel van de functie:
•
om energie te besparen
•
ter voorkoming van verhitting van asafdichtingsvlakken van-
wege verhoogde mechanische wrijving als gevolg van vermin-
derde koeling door de verpompte vloeistof
•
ter voorkoming van verhitting van de verpompte vloeistof.
De beschrijving van de stopfunctie is van toepassing op alle druk-
verhogingsystemen met toerengeregelde pompen. MPC-S syste-
men hebben een aan/uit-regeling van alle pompen zoals beschre-
ven in paragraaf
6. Overzicht van
H
Start/stop band
Hset
Qmin
Aan/uit-regeling
Normaal bedrijf
Afb. 70 Start/stop band
Wanneer de uitschakelfunctie is geactiveerd, dan wordt de wer-
king continu bewaakt om een laag debiet op te sporen. Wanneer
de CU 352 geen of een laag debiet detecteert (Q < Qmin), veran-
dert het van bedrijf op basis van constante druk naar aan/uit-
regeling van de laatste pomp die in bedrijf is.
Voorafgaand aan het uitschakelen verhoogt de pomp de druk tot
een waarde die overeenkomt met Hset plus (verdeling boven set-
point / 100) x start/stop-bereik. De pomp wordt opnieuw inge-
schakeld wanneer de druk gelijk is aan Hset min (100-verdeling
boven setpoint) / 100 x start/stop-bereik. Zie afb. 71. Het start/
stop-bereik kan rondom het setpoint verdeeld zijn.
besturingsuitvoeringen.
Q
A: Normaal bedrijf
B: Drukverhoging
H [m]
C: Stop
A
B
C
Stop
Start
Stop: Hset + 0,5 x start/stop-bereik
Inschakelen: Hset - 0,5 x start/stop-bereik
Afb. 71 Aan/uit-bedrijf
Het debiet wordt geschat door de CU 352 wanneer de pomp zich
in de stopperiode bevindt. Zolang het debiet lager is dan Qmin zal
de pomp in aan/uit-modus draaien. Als het debiet verhoogd wordt
tot boven Qmin, zal de pomp teruggaan op normaal bedrijf, Hset.
Hset is gelijk aan het actuele setpoint. Zie paragraaf
8.4.4 Setpoint
(1.2.2).
Detectie van laag debiet
Laag debiet kan op twee manieren worden gedetecteerd:
•
rechtstreekse debietmeting met een debietmeter of debiet-
schakelaar
•
schatting van het debiet door meting van druk en toerental.
Als het boostersysteem niet is aangesloten op een debietmeter of
debietschakelaar, dan maakt de stopfunctie gebruik van de schat-
tingsfunctie.
Als de detectie van laag debiet gebaseerd is op debietschatting,
dan is een membraanvat van een zekere grootte en met een
zekere voordruk nodig.
Grootte van membraanvat
Aanbevolen membraanvat [liter]
Pomptype
-E
CRI(E) 3
8
CRI(E) 5
12
CRI(E) 10
18
CRI(E) 15
80
CRI(E) 20
80
CR(E) 32
80
CR(E) 45
120
CR(E) 64
120
CR(E) 95
180
CR(E) 125
180
CR(E) 155
180
Voordruk
Hydro MPC-E en -F:
0,7 x het setpoint.
Hydro MPC-S:
0,9 x het setpoint.
Tijdens elke debietschatting (elke 2 minuten) zal de schattings-
functie de persdruk met ± 10 % van het setpoint verstoren. Als
deze verstoring niet aanvaardbaar is, dan moet de stopfunctie
gebaseerd worden op rechtstreekse debietmeting met een
debietmeter of debietschakelaar.
Het minimale debiet kan worden ingesteld, d.w.z het debiet waar-
bij het boostersysteem schakelt naar aan/uit-regeling van de laat-
ste pomp die in bedrijf is.
Als zowel een debietmeter als een debietschakelaar zijn aange-
sloten wordt de omschakeling naar aan/uit-regeling bepaald door
de unit die als eerste een laag debiet aangeeft.
B
C
Tijd [s]
-F
-S
8
80
12
120
18
180
80
300
80
400
80
600
120
800
120
1000
180
1500
180
1500
180
1500
41