54
Stel de bovenlimiet voor de uitgangsfrequentie van de
omvormer in (parameter
Selecteer de stopfunctie van de motor (parameter
FUNCTIE).
Controleer de draairichting van de motor.
• Draai de potentiometer volledig tegen de klok in.
• Als de omvormer op afstandsbediening staat (links staat
REM), schakel dan om naar lokale besturing door te drukken
op
.
LOC
REM
• Druk op
• Draai de potentiometer een beetje met de klok mee totdat de
motor draait.
• Verifieer dat de werkelijke draairichting van de motor
hetzelfde is als aangegeven op het display (FWD betekent
voorwaarts en REV achterwaarts).
• Druk op
Om de draairichting van de motor te wijzigen:
• Koppel de omvormer los van het voedingsnet en wacht 5
minuten totdat de condensatoren van de tussenkring
ontladen zijn. Meet de spanning tussen elke ingangsklem
(U1, V1 en W1) en aarde met een multimeter om te
waarborgen dat de omvormer ontladen is.
• Verwissel twee fasegeleiders van de motorkabel bij de
motorklemmen of bij de aansluitkast van de motor.
• Controleer de wijziging door de voeding in te schakelen en
de hierboven beschreven test nogmaals uit te voeren.
Stel acceleratietijd 1 in (parameter
Opmerking: Stel tevens acceleratietijd 2 (parameter 2205) in
als er twee acceleratietijden bij de toepassing gebruikt gaan
worden.
Stel deceleratietijd 1 in (parameter
Opmerking: Stel ook deceleratietijd 2 (parameter 2206) in als
er twee deceleratietijden bij uw toepassing gebruikt gaan
worden.
Het opstarten is nu voltooid. Controleer of er geen fouten of
alarmmeldingen op het display te zien zijn.
Opstarten en besturing via I/O
2008
MAX FREQUENTIE).
DRAAIRICHTING VAN DE MOTOR
om de motor te starten.
om de motor te stoppen.
ACCELERATIE/DECELERATIE TIJDEN
2202
2203
EINDCONTROLE
De omvormer is nu gereed voor gebruik.
2102
STOP
ACCELER TIJD 1).
DECELER TIJD 1).
2008
LOC
PAR
FWD
2102
LOC
PAR
FWD
2102
LOC
PAR
FWD
draairichting
vooruit
draairichting
achteruit
2202
LOC
PAR
FWD
2203
LOC
PAR
FWD
s
s
s
s
s