—
ABB MICRO-OMVORMERS
ACS150 omvormers
Snelle installatie- en opstartgids
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING! Volg deze instructies. Als u ze negeert, kan dit
leiden tot ernstig of dodelijk letsel of schade aan de apparatuur. Als
u geen gekwalificeerd elektrotechnicus bent, mag u geen elektrisch
installatie- of onderhoudswerk verrichten.
•
Voer geen werkzaamheden uit aan de omvormer, de motorkabel, de motor of
de besturingskabels als de omvormer is aangesloten op de ingangsspanning.
Voordat u met het werk begint, moet u de omvormer isoleren van alle gevaar-
lijke spanningsbronnen en u ervan vergewissen dat het veilig is om met het
werk te beginnen. Wacht altijd 5 minuten na het loskoppelen van de ingangs-
spanning om de condensatoren van het tussencircuit te laten ontladen.
•
Werk niet aan de omvormer als er een permanente-magneetmotor op
aangesloten is. Een draaiende permanente-magneetmotor zet spanning
op de omvormer, ook op de ingangs- en uitgangsklemmen.
1. Uitpakken van de levering
Houd de omvormer in de verpakking totdat u deze installeert. Bescherm de
omvormer na het uitpakken tegen stof, afvalresten en vocht. Zorg dat deze
items aanwezig zijn:
•
klemplaten, klemmen en schroeven
•
montagesjabloon, geïntegreerd in de verpakking
•
snelle installatie- en opstartgids.
Controleer dat er geen tekenen van beschadiging zijn de items.
2. Formeer de condensatoren
Als de omvormer een jaar of langer uit heeft gestaan moeten de DC-
linkcondensatoren opnieuw geformeerd worden. De fabricagedatum staat op
het typeplaatje. Lees ook Guide for capacitor reforming
3. Selecteer de kabels en zekeringen
•
Kies de vermogenskabels. Voldoe aan de plaatselijke regelgeving.
•
Ingangsvoedingskabel: ABB raadt aan om symmetrisch afgeschermde
kabel (VFD-kabel) te gebruiken voor de beste EMC-prestaties.
•
Motorkabel: Gebruik symmetrisch afgeschermde kabel (VFD-kabel) voor
de beste EMC-prestaties. Symmetrisch afgeschermde kabel vermindert
ook de lagerstromen, de slijtage en de spanning op de motorisolatie.
•
Type voedingskabel: In IEC-installaties, koperen of aluminium kabels
gebruiken (indien toegestaan). Gebruik in UL-installaties uitsluitend
koperen kabels.
•
Stroomsterkte: max. belastingstroom.
•
Spanningsbereik: min. 600 V AC.
•
Temperatuurbereik: In IEC-installaties, kies een kabel die geschikt is voor
ten minste 70 °C maximaal toelaatbare temperatuur van de geleider bij
continu gebruik. In UL-installaties moet een kabel worden gekozen die
geschikt is voor ten minste 75 °C.
•
Afmetingen: Raadpleeg
Zekeringen en typische voedingskabelafmetingen
voor de typische kabelafmetingen en
Klemgegevens voor de
voedingskabels
voor de maximale kabelafmetingen.
•
Selecteer de besturingskabels. Gebruik een dubbel afgeschermde kabel met
getwiste paren voor analoge signalen. Gebruik dubbel afgeschermde of enkel
afgeschermde kabel voor de digitale, relais- en I/O-signalen. Laat 24V- en 115/
230V-signalen niet in dezelfde kabel lopen.
•
Beveilig de omvormer en de ingangsvoedingskabel met de juiste zekeringen.
Zekeringen en typische voedingskabelafmetingen
Raadpleeg
4. Controleer de installatieplaats
De omvormer is bedoeld voor installatie in een kast en heeft
beschermingsklasse IP20 / UL open type als standaard.
Onderzoek de plaats waar u de omvormer zult installeren. Zorg er voor dat:
•
De installatieplaats is voldoende geventileerde en hete lucht recirculeert niet.
•
Er moet voldoende vrije ruimte rondom de omvormer zijn voor koeling,
onderhoud en bediening. Raadpleeg
Eisen aan de vrije ruimte
minimumvereisten voor vrije ruimte.
•
De omgevingscondities moeten overeenkomen met de eisen. Raadpleeg
Omgevingsomstandigheden
.
•
De wand moet zo verticaal mogelijk zijn en stevig genoeg zijn om de
Afmetingen en gewichten
omvormer te kunnen dragen. Raadpleeg
•
Het installatieoppervlak, de vloer en materialen in de buurt van de omvormer
mogen niet brandbaar zijn.
•
Er zijn in de buurt van de omvormer geen bronnen van sterke magnetische
velden zijn, zoals geleiders met hoge stroom en enkele kern of contactorspoelen.
Een sterk magnetisch veld kan interferentie veroorzaken of onnauwkeurigheid
van de werking van de omvormer.
5. Installeren van de omvormer
U kunt de omvormer met schroeven of op een DIN-rail monteren (Top Hat, B x H =
35 × 7,5 mm).
Installeer de omvormer niet ondersteboven. Zorg er voor dat de koellucht-uitlaat
hoger zit dan de koellucht-inlaat.
Installeren van de omvormer met schroeven
1. Knip het montagesja-
bloon uit de verpakking
en gebruik het om de
plaatsen voor de mon-
tagegaten te markeren.
2. Maak de gaten voor de
montageschroeven en
installeer geschikte
pluggen of ankers.
3. Plaats de
montageschroeven.
Laat een spleet tussen
de schroefkop en het
montageoppervlak.
4. Installeer de
omvormer op de
montageschroeven.
5. Draai de montage-
schroeven vast.
Installeren van de omvormer op een DIN-rail
1. Plaats de bovenkant
van de omvormer in
een hoek op de DIN-rail
zoals aangegeven in
de afbeelding.
2. Plaats de omvormer
aan de wand.
3. Controleer dat de
omvormer correct
is geïnstalleerd.
4. Om de omvormer weer los te maken, drukt u op de ontgrendel-pal bovenop
de omvormer.
6. Bevestig de klemplaten
1. Bevestig de klemplaat
met de meegeleverde
schroeven vast aan de
plaat onderaan de
omvormer.
2. Bevestig de I/O-
klemplaat vast aan
de klemplaat met
de meegeleverde
schroeven.
7. Meet de isolatieweerstand
Het controleren van de isolatie is doorgaans niet vereist in Noord-Amerikaanse
installaties.
Omvormer: Voer geen spanningstolerantie- of isolatieweerstandsmetingen uit
op de omvormer, omdat dit schade aan de omvormer kan veroorzaken.
Ingangsvoedingskabel: Meet de isolatie van de ingangsvoedingskabel alvorens
deze aan te sluiten op de omvormer. Voldoe aan de plaatselijke regelgeving.
Motor en motorkabel:
1. Controleer dat de motorkabel aangesloten is op de motor en niet op de
uitgangsklemmen U2, V2 en W2 van de omvormer.
2. Gebruik een spanning van 1000 V DC om de
isolatieweerstand te meten tussen elke
fasegeleider en de aardegeleider. De
isolatieweerstand van een ABB motor moet
meer zijn dan 100 Mohm (bij 25 °C). Voor de
isolatieweerstand van andere motoren moet u
de documentatie van de fabrikant raadplegen.
Vocht in de motor verlaagt de isolatieweerstand.
Als u vermoedt dat er vocht in de motor zit,
droogt u de motor en voert u de metingen opnieuw uit.
8. Zorg ervoor dat de omvormer compatibel is met het
aardesysteem
U kunt alle omvormertypes aansluiten op een symmetrisch geaard TN-S systeem
(middengeaard wye).
Voordat u de omvormer aansluit op een hoekgeaard deltasysteem of IT-systeem
(3AFE68735190
[Engels]).
(ongeaard of hoogohmig geaard), verwijdert u de metalen EMC-filter aardeschroef.
Als de omvormer een plastic EMC-schroef heeft (omvormers met typecode
ACS150-03U-...), is het niet nodig de schroef te verwijderen.
9. Sluit de vermogenskabels aan
Aansluitschema (afgeschermde kabels)
ACS150
U1
(L)
PE
2
1
.
PE
L1
L2
(L)
(N)
1. Twee beschermende aardegeleiders. De veiligheidsnorm IEC/EN/UL 61800-5-1
vereist twee PE-geleiders als de doorsnede van de PE-geleider kleiner is dan
2
10 mm
Cu of 16 mm
als aanvulling op de vierde geleider.
2. Gebruik een aparte aardekabel of een kabel met een aparte PE-geleider
voor de lijnzijde, als het geleidingsvermogen van de vierde geleider of de
afscherming niet voldoet aan de vereisten voor de PE-geleider.
voor de
3. Gebruik een aparte aardekabel voor de motorzijde, als het
geleidingsvermogen van de afscherming niet voldoende is, of als er geen
symmetrisch geconstrueerde PE-geleider in de kabel aanwezig is.
4. 360 graden aarding van de kabelafscherming is vereist voor de motorkabel
en de kabel van de remweerstand (indien gebruikt). Dit wordt ook
.
aanbevolen voor de ingangsvoedingskabel.
5. 1-fase-omvormers: Verbind fase met U1 en nul met V1. Houd W1 ontkoppeld.
Aansluitprocedure (afgeschermde kabels)
Kijk op
Klemgegevens voor de voedingskabels
1. Strip de ingangsvoe-
dingskabel. Aard de
kabelafschermingen
onder de aardklem.
Draai de kabelafscher-
ming in een bundel bij
elkaar, markeer deze
dienovereenkomstig
en sluit aan op de
aardklem. Sluit de aar-
degeleiders aan op de
aardklem. Sluit de
fasegeleiders aan op de klemmen U1, V1 en W1.
ohm
U1-PE, V1-PE, W1-PE
V1
W1
BRK+ BRK-
U2
V2
(N)
4
4
5
V1
Optionele
U1
remweerstand
M
3
L3
2
Al. U kunt bijvoorbeeld de kabelafscherming gebruiken
voor de aanhaalmomenten.
2. Strip de motorkabel. Aard de kabelafscherming
onder de aardklem. Draai de motorkabelafscher-
ming in een bundel bij elkaar, markeer deze dien-
overeenkomstig en sluit aan op de aardklem. Sluit
de fasegeleiders aan op de klemmen U2, V2 en W2.
3. Als u een remweerstand gebruikt, sluit u de
kabel van de remweerstand aan op de klemmen
BRK+ en BRK-. Gebruik een afgeschermde kabel
en aard de afscherming onder de aardklem.
4. Zorg ervoor dat de schroeven van de BRK+ en
BRK- klemmen zijn vastgedraaid. Doe deze stap
ook als u geen kabels aansluit op de aansluitklemmen.
5. Maak de kabels mechanisch vast aan de buitenkant van de omvormer.
10. Sluit de besturingskabels aan
Maak de aansluitingen volgens de standaard besturingsaansluitingen van de
applicatiemacro die u selecteert.
Standaard I/O-aansluitingen (ABB standaard macro)
Het diagram toont de I/O-aansluitingen wanneer parameter 9902 de waarde 1 heeft
(ABB STANDARD).
I/O-aansluiting
SCR
Afscherming signaalkabel (schild)
AI
Frequentiereferentie: 0 ... 20 mA
GND
Gemeenschappelijke aarde input-circuit
3)
+10V
Referentiespanning: +10 V DC, max. 10 mA
+24V
Hulpspanningsuitgang: +24 V DC, max. 200 mA
GND
Gemeenschappelijke aarde hulpspanningsuitgang
COM
Gemeenschappelijke aarde digitale ingang
DI1
Stop (0) / Start (1)
DI2
Voorwaarts (0) / Achterwaarts (1)
DI3
Selectie constant toerental
DI4
Selectie constant toerental
DI5
Selectie acceleratie en deceleratie
Relais-aansluiting
COM
Relaisuitgang
Geen fout [Fout (-1)]
NC
NO
Alternatieve aansluiting voor AI(1):
SCR
Als u een spanningssignaal in plaats van stroomsignaal
gebruikt, zet u de IU-keuzeschakelaar op U (0...10 V
AI
spanningssignaal) en gebruikt u deze aansluiting in plaats
van de hierboven getoonde aansluiting.
GND
+10V
1 ... 10 kohm
1) Zie parametergroep 12 CONSTANTE
SNELHEDEN:
DI3 DI4 Werking (parameter)
0
0
Stel toerental in via
geïntegreerde potentiometer
Snelheid 1 ( 1202 )
1
0
0
1
Snelheid 2 ( 1203 )
Snelheid 3 ( 1204 )
1
1
U1
M
V1
Aansluitprocedure
3~
W1
PE
Om inductieve koppeling te voorkomen, moeten de signaaldraadparen tot aan
de klemmen gedraaid worden.
1. Strip de buitenste isolatie van de
analoge signaalkabel en aard de
blote afscherming over 360 graden
onder de klem.
2. Sluit de geleiders aan op de juiste
besturingsklemmen.
3. Twist bij dubbel-afgeschermde
kabels ook de aardegeleiders van
elk paar in de kabel samen en sluit
de bundel aan op de SCR-klem (1).
4. Maak de besturingskabels
mechanisch vast aan de buitenkant van de omvormer.
11. Start de omvormer op
WAARSCHUWING! Zorg ervoor dat het veilig is om de motor te starten.
Koppel de motor los van andere machines indien er gevaar bestaat voor
schade of letsel.
W2
Voordat u de omvormer opstart, moet u zeker weten dat de installatie voltooid
is en dat u de gegevens van het typeplaatje van de motor bij de hand hebt.
Inschakelen
Schakel de voeding in. Het bedieningspaneel
gaat na het inschakelen van de voeding naar de
3
Output-modus.
Invoeren van opstartgegevens
Selecteer de applicatiemacro (parameter
volgens welke de besturingskabels zijn
aangesloten. De standaardwaarde 1 (ABB
W1
STAND) voldoet in de meeste gevallen.
PE
De algemene parameter-instelling procedure in de Korte parameter modus wordt
hieronder beschreven.
1. Om naar het Hoofdmenu te gaan, drukt u op
als op de onderste regel OUTPUT staat.
Druk anders herhaaldelijk op
onderaan MENU ziet.
2. Druk op de toetsen
totdat u "PArS" ziet op het display.
3. Druk op
. Het display toont een
parameter van de Korte parameter modus.
4.Zoek de betreffende parameter met de
/
toetsen
5.Houd
twee seconden ingedrukt totdat
de parameterwaarde verschijnt met
onder de waarde.
6.Wijzig de waarde met de toetsen
. De waarde verandert sneller als u
de toets ingedrukt houdt.
7. Sla de parameterwaarde op door op
drukken.
Voer de motorgegevens vanaf het
motortypeplaatje in.
• nominale motorspanning ( 9905 )
• nominale motorstroom ( 9906 )
• nominale motorfrequentie ( 9907 ).
4)
1)
1)
2)
5)
2) 0 = hellingtijden volgens parameters
2202 en 2203 . 1 = hellingtijden volgens
parameters 2205 en 2206 .
3) aarding over 360 graden onder een klem.
4) Aanhaalmoment: 0,22 N·m (2 lbf·in)
5) Aanhaalmoment: 0,5 N·m (4,4 lbf·in)
LOC
00
.
Hz
OUTPUT
FWD
9902
)
LOC
9902
S
PAR
FWD
LOC
rEF
tot u
MENU
FWD
/
LOC
PAr S
MENU
FWD
LOC
9902
S
PAR
FWD
9907
LOC
S
.
PAR
FWD
500
LOC
SET
.
Hz
PAR
SET
FWD
/
LOC
600
.
Hz
PAR
SET
FWD
te
LOC
9907
S
PAR
FWD
LOC
9905
S
PAR
FWD