3. Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te maken
tussen de telefoonaansluiting en de poort met het label 1-LINE op de achterzijde van
het apparaat.
Opmerking U moet mogelijk het bijgeleverde telefoonsnoer aansluiten op de
adapter voor uw land/regio.
Als u het meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het apparaat op de
telefoonaansluiting op de wand aan te sluiten, kunt u waarschijnlijk geen faxen
verzenden of ontvangen. Dit speciale telefoonsnoer verschilt van de
telefoonsnoeren die u mogelijk thuis of op kantoor gebruikt.
4. Als de software van de pc-modem is ingesteld op het automatisch ontvangen van
faxen op de computer, moet u die instelling uitschakelen.
Opmerking Als u de instelling voor automatische faxontvangst niet uitschakelt
in de software van uw modem, kan het apparaat geen faxen ontvangen.
5. Zet de Automatisch antwoorden-instelling aan.
6. (Optioneel) Zet Hoe vaak overgaan op de laagste instelling (tweemaal overgaan).
7. Voer een faxtest uit.
Wanneer de telefoon gaat, neemt het apparaat automatisch op na het aantal belsignalen
dat u in de instelling Hoe vaak overgaan hebt opgegeven. Vervolgens begint het
apparaat faxontvangsttonen naar het verzendende faxtoestel te sturen en ontvangt het
de fax.
Als u problemen heeft met het installeren van extra appratuur op het apparaat, neem dan
contact op met uw lokale serviceprovider of verkoper voor hulp.
Het apparaat installeren met een DSL/ADSL-computermodem
Als u een DSL-lijn hebt en die gebruikt om te faxen, volg dan deze aanwijzingen om uw
fax te installeren.
1
2
3
Telefoonaansluiting op de wand
Parallelle splitter
DSL/ADSL-filter
Het apparaat configureren voor faxen
125