N.B.
•
Het TPMS hanteert een zogeheten
spanningswaarde die gecorrigeerd
wordt op basis van de banden- en bui-
tentemperatuur. Dit betekent dat de
bandenspanning iets kan afwijken van
de aanbevolen spanningswaarden die
staan aangegeven op de bandenspan-
ningssticker op de B-stijl aan bestuur-
derszijde (tussen voor- en achterpor-
tier). Het is mogelijk dat u de banden
tot een iets hogere waarde moet
oppompen om de melding voor een
lage bandenspanning te laten verdwij-
nen.
•
Controleer de bandenspanning bij
koude banden om de verkeerde ban-
denspanning tegen te gaan. Koude
banden hebben dezelfde temperatuur
als de omgeving (na ca. 3 uur stil-
stand). Al na enkele kilometers rijden
worden de banden warm en loopt de
spanning op.
WAARSCHUWING
•
Een verkeerde bandenspanning kan
tot bandenpech leiden, waarbij u de
controle over de auto kunt verliezen.
•
Het systeem kan plotselinge banden-
schade onmogelijk voorzien.
23
Standaard op bepaalde markten.
Alleen op bepaalde markten.
24
Gerelateerde informatie
•
Bandenspanningscontrolesysteem*
(p. 336)
09 Wielen en banden
Bandenspanningscontrolesysteem
23
(TPMS)*
- activeren/deactiveren
Het bandenspanningscontrolesysteem TPMS
(Tyre Pressure Monitoring System)* waar-
schuwt u, wanneer de spanning in één of
meer banden te laag is.
N.B.
De auto moet stilstaan bij het activeren/
deactiveren van het bandenspanningscon-
trolesysteem.
U verricht instellingen met de knoppen op de
middenconsole, zie MY CAR (p. 111).
1. Start de motor.
2. Open het menusysteem MY CAR om
naar de menu's voor bandenspanning te
gaan.
3. Kies
Bandenspanning
en druk op OK.
> Bij het activeren van het systeem ver-
X
schijnt een
op het informatiedisplay.
Het verdwijnt als u het systeem deacti-
veert.
Gerelateerde informatie
•
Bandenspanningscontrolesysteem*
(p. 336)
*
Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
09
24
339