08 Starten en rijden
||
Het TSA-systeem houdt continu de bewegin-
gen van de auto in de gaten en in het bijzon-
der de dwarsbewegingen. Als een neiging tot
slingeren geregistreerd wordt, worden de
voorwielen ieder afzonderlijk dusdanig afge-
remd dat de combinatie gestabiliseerd wordt.
Vaak is dit voldoende om de auto weer onder
controle te krijgen.
Als de slingering ondanks de eerste ingreep
van het TSA-systeem niet wordt gedempt,
worden alle wielen van de combinatie afge-
remd en wordt de aandrijfkracht van de motor
verlaagd. Wanneer de slingering vervolgens
stukje bij beetje verminderd is en de combi-
natie weer stabiel is, beëindigt het TSA-sys-
teem de regeling waarna u de auto weer vol-
ledig onder controle hebt. Voor meer informa-
tie, zie Elektronische stabiliteitsregeling (ESC)
- algemeen (p. 188).
Overig
Het TSA-systeem kan ingrijpen bij snelheden
van 65–160 km/h.
N.B.
Het TSA-systeem wordt uitgeschakeld, als
Sport
u de
-stand kiest, zie Elektronische
stabiliteitsregeling (ESC) - algemeen
(p. 188).
08
11
Inbegrepen bij montage van een originele Volvo-trekhaak.
(Electronic Stability Control) - elektronische stabiliteitsregeling.
12
318
Het TSA-systeem grijpt mogelijk niet in als u
met grote stuurbewegingen de slingering zelf
tracht op te heffen, aangezien het TSA-sys-
teem dan niet kan bepalen of de slingering
wordt veroorzaakt door de aanhanger/cara-
van of door uzelf.
Wanneer het TSA-systeem actief is,
knippert het ESC
12
-symbool op het
instrumentenpaneel.
Gerelateerde informatie
•
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) -
algemeen (p. 188)
Slepen
Bij het slepen wordt de auto met behulp van
een sleepkabel voortgetrokken door een
ander voertuig.
Ga voordat u gaat slepen na wat de wettelijk
voorgeschreven maximumsnelheid voor sle-
pen is.
1. Ontgrendel het stuurslot (p. 275) door de
transpondersleutel in het contactslot te
plaatsen en de START/STOP ENGINE-
knop lang in te drukken – sleutelstand II
(p. 79) wordt geactiveerd.
2. Laat de transpondersleutel tijdens het
slepen in het contactslot zitten.
3. Houd, wanneer de slepende auto afremt,
de sleepkabel altijd strak door met uw
voet lichte druk op het rempedaal uit te
oefenen – zo voorkomt u schokken.
4. Sta klaar om te remmen om de auto tot
stilstand te brengen.