3 Uw Pod vervangen
Waarschuwingen
Controleer regelmatig om er zeker van te zijn dat de Pod en de zachte canule
goed zijn aangebracht en stevig zijn bevestigd. Door een losse of losgeraakte
canule wordt de insulineafgifte onderbroken. Controleer of u insuline voelt
of ruikt, wat erop kan wijzen dat de canule is losgeraakt.
Als er bloed in de canule zit, controleert u regelmatig uw bloedglucose om
er zeker van te zijn dat er niets mis is met de insulineafgifte. Vervang de Pod
als uw bloedglucosespiegels onverwacht hoger blijken te zijn dan normaal.
Doe het volgende als u merkt dat de infusieplaats ontstoken is:
•
Verwijder onmiddellijk de Pod en breng een nieuwe Pod op een andere
plaats aan.
•
Neem contact op met uw zorgverlener. Behandel de ontsteking conform
de instructies van uw zorgverlener.
Meer informatie over het gebruik van de Pod
Tip: umoet uw Pod vervangen wanneer u ongeveer 200 eenheden insuline hebt
gebruikt of na elke 72 uur, welke van de twee zich het eerst voordoet. Zorg voor
routine zodat u uw Pod op een voor u geschikt moment kunt vervangen. Als u weet
dat er zich iets kan voordoen waardoor u uw Pod niet kunt vervangen, vervangt u
de Pod eerder om te voorkomen dat de insulineafgifte wordt onderbroken.
Zie de volgende gedeelten voor meer informatie over het zo effectief mogelijk
gebruiken van uw Pods:
•
Zie "Zorgdragen voor uw Pod en insuline" op pagina 109 voor het goed
omgaan met uw Pod.
•
Zie "Alarmen, kennisgevingen en andere berichten" op pagina 95 voor
informatie over de Pod-alarmen.
•
Als er op uw Pod een alarmsignaal klinkt, probeert u dat alarm eerst uit
te schakelen met uw PDM. Als dat niet lukt, schakelt u het Pod-alarm
handmatig uit (zie "Alarm uitschakelen" op pagina 108).
•
Zie "Kennisgevingen" op pagina 99 en "Informatiepieptonen" op pagina 101
voor een beschrijving van de pieptonen (informatief en kennisgeving) van
de Pod.
•
Zie "Communicatiefouten Pod" op pagina 102 voor het afhandelen van
situaties waarin de PDM niet kan communiceren met de Pod.
•
Zie "Interacties tussen PDM en Pod" op pagina 133 voor een uitleg van de
manier waarop de PDM communiceert met de Pod.
34