Referentie
HOOFDSTUK 9
Alarmen, kennisgevingen
en andere berichten
Overzicht
Waarschuwingen
Reageer zo snel mogelijk op gevarenalarmen. Als de Pod een gevarenalarm
geeft, betekent dit dat de insulinetoediening is gestopt. Als u niet op een
gevarenalarm reageert, kan dit leiden tot hyperglykemie.
Als u de PDM moet laten vervangen, neem dan contact op met uw
zorgverlener voor instructies voor het toedienen van injecties.
Het Omnipod®-systeem genereert de volgende soorten alarmen en berichten:
Gevarenalarmen zijn alarmen met een hoge prioriteit die aangeven dat er
•
een ernstig probleem is opgetreden en de Pod verwijderd moet worden.
Waarschuwingsalarmen zijn alarmen met een lage prioriteit die aangeven
•
dat u moet controleren wat er aan de hand is.
Kennisgevingen herinneren u aan handelingen die u mogelijk
•
wilt uitvoeren.
Informatiepieptonen zijn alleen ter informatie bedoeld, u hoeft niets
•
te doen.
Communicatiefouten treden op als de PDM niet met de Pod kan
•
communiceren.
BG-meterfouten treden op wanneer de ingebouwde BG-meter geen
•
nauwkeurige test kan uitvoeren.
Om u te laten weten dat er een alarm, kennisgeving of ander bericht is, geeft
de Pod een geluidssignaal. De PDM kan een geluidssignaal geven of trillen.
Ook kunnen op de PDM schermberichten worden weergegeven. In dit hoofdstuk
worden de geluidssignalen en berichten uitgelegd.
Zie pagina 63 om te controleren of de geluids- en trilsignalen goed werken.
Prioriteit van alarmen, kennisgevingen en informatiepieptonen
Gevarenalarmen hebben voorrang op waarschuwingsalarmen.
Waarschuwingsalarmen hebben voorrang op kennisgevingen en
informatiepieptonen. Als er meerdere voorvallen voor een waarschuwingsalarm
optreden, worden de berichten weergegeven in de volgorde waarin de voorvallen
optreden. Als er meerdere kennisgevingen optreden, worden de berichten ook
weergegeven in de volgorde waarin de kennisgevingen optreden.
95