11 Leven met diabetes
Uw bloedglucose regelmatig controleren
Wanneer u uw bloedglucose regelmatig controleert, kunt u direct ingrijpen als
uw bloedglucosespiegel te hoog of te laag is voordat het problematisch wordt.
Controleer uw bloedglucose:
•
Minstens 4 tot 6 keer per dag: wanneer u wakker wordt, vóór elke maaltijd
en voordat u naar bed gaat
•
Wanneer u zich misselijk of niet lekker voelt
•
Voordat u gaat autorijden
•
Wanneer uw bloedglucose zonder aanwijsbare reden te hoog of te laag is of
als u vermoedt dat uw bloedglucose te hoog of te laag is
•
Voor, tijdens en na lichaamsbeweging
•
Op aangeven van uw zorgverlener
Voorbereiden op noodgevallen
Tip: vraag uw zorgverlener een schema op te stellen voor handelen in een
noodsituatie, waaronder wat u moet doen als u uw zorgverlener niet kunt bereiken.
Waarschuwing: houd te allen tijde een noodset bij de hand voor het geval
u snel moet reageren op een noodsituatie in verband met uw diabetes.
Stel een noodset samen die u altijd bij u moet hebben. Deze set moet het volgende
bevatten:
•
Enkele nieuwe, verzegelde Pods
•
Extra nieuwe batterijen voor de PDM (minimaal twee AAA-
alkalinebatterijen; gebruik geen oplaadbare batterijen)
•
Een flacon met snelwerkende U-100-insuline (zie de inleiding voor insulines
die zijn goedgekeurd voor gebruik in het Omnipod®-systeem)
•
Naalden of pennen voor het injecteren van insuline
•
Strips voor het testen van bloedglucose
•
Een extra bloedglucosemeter
•
Keton-teststrips
•
Prikapparaat en naaldjes
•
Glucosetabletten of een ander snelwerkend iets met koolhydraten
•
Wattenstaafjes voor alcoholvoorbereiding
118