Inhoudsopgave
Advertenties
7. Draai de flacon met U-100-insuline en de
vulspuit om. Trek de zuiger omlaag om de
gewenste hoeveelheid insuline vanuit de flacon
in de vulspuit op te zuigen.
8. Terwijl de naald nog in de flacon steekt, tikt u
met een vinger tegen de zijkant van de vulspuit
zodat eventuele luchtbelletjes omhoogkomen
in de vulspuit. Duw vervolgens op de zuiger
zodat de luchtbelletjes vanuit de vulspuit in
de insulineflacon gaan. Trek indien nodig
de zuiger weer omlaag om de vulspuit met
de gewenste hoeveelheid te vullen. Vul de vulspuit minimaal tot aan MIN.
Waarschuwing: zorg ervoor dat er geen lucht in de vulspuit zit wanneer
u de insuline in de Pod gaat injecteren. Lucht in de insuline in de Pod kan
ervoor zorgen dat de toediening van insuline wordt onderbroken.
9. Verwijder de naald uit de flacon.
Een Pod vullen en activeren
Waarschuwing: voordat u een Pod met insuline vult, moet u ervoor zorgen
dat er geen andere Pods binnen 61 cm van uw PDM zijn geactiveerd. Op die
manier kan niet de verkeerde Pod worden geactiveerd.
Voorzichtig: steek de vulspuit alleen in de vulpoort van de Pod. Steek de vulspuit
niet meer dan één keer in de vulpoort. Gebruik alleen de vulspuit en de vulnaald
uit de Pod-verpakking. De vulspuit mag maar één keer worden gebruikt en alleen
bij het Omnipod®-systeem.
U vult de Pod als volgt met insuline:
1. Let op de pijl aan de onderkant van de Pod. Deze pijl wijst naar
de vulpoort voor insuline.
Tip: u kunt de Pod in het bakje laten staan terwijl u de Pod vult
met insuline en activeert.
2. Steek de vulspuit recht en niet schuin
in de vulpoort.
3. Duw de zuiger langzaam omlaag om
de insuline in de Pod te spuiten.
Uw Pod vervangen 3
Vulpoort
MIN
vullen
tot hier
27
Advertenties
Inhoudsopgave
