02 Instrumenten, schakelaars en bediening
Rechter stuurhendel
Ruitenwissers
02
Werking wisser-/sproeiersysteem, voorruit.
Duimwiel
Regensensor, aan/uit
Ruitenwissers uitgeschakeld
De ruitenwissers zijn uitgescha-
keld als de hendel in stand 0
staat.
*
74
Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
Enkele slag
Beweeg de hendel omhoog om
een enkele slag te maken.
Intervalstand
U kunt het interval tussen de wis-
slagen zelf instellen. Draai het
duimwiel omhoog voor een korter
wisinterval. Draai het omlaag om
het interval te verlengen.
Ononderbroken wissen
De wissers bewegen op normale
snelheid.
De wissers bewegen op hoge
snelheid.
BELANGRIJK
Controleer alvorens de ruitenwissers tij-
dens de winter in te schakelen of de wis-
serbladen niet zijn vastgevroren en de
voorruit (alsmede de achterruit) sneeuw-
en ijsvrij zijn.
BELANGRIJK
Spuit een ruime hoeveelheid ruitensproei-
ervloeistof op de voorruit, wanneer de rui-
tenwissers werken. De voorruit moet nat
zijn bij gebruik van de ruitenwissers.
Regensensor*
De regensensor registreert de hoeveelheid
regen op de voorruit en activeert automatisch
de ruitenwissers op de voorruit. De gevoelig-
heid van de regensensor is in te stellen met
het duimwiel.
Draai het duimwiel omhoog voor een grotere
gevoeligheid en omlaag voor een lagere
gevoeligheid. (De wissers maken een extra
slag, als u het duimwiel omhoogdraait.)
Aan/Uit
Om de regensensor te activeren dient de
transpondersleutel in stand I of II te staan en
de ruitenwisserhendel in stand 0 (niet geacti-
veerd).
U activeert u de regensensor door:
–
Druk op de knop. Het lampje in de knop
gaat branden om aan te geven dat de
regensensor actief is.
U schakelt de regensensor op een van de vol-
gende manieren weer uit: